De gouden oogst(1944)–Fernand Toussaint van Boelaere– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 127] [p. 127] In diepe genotsvoldaanheid In diepe genotsvoldaanheid overschouw ik uw blonde naaktheid: inwendig straalt de gloed van uw bloed; mijn mond raakt uw schouder: de huid is honigzoet. Want achter u sta ik, tegen u aan, van stille na-betrachting aangedaan: onder uw oksels, mijn handen dorst ik te strijken onder 't malsche wicht uwer borsten. Diep in hun weelde trillen ze nog, lijk vogels na een te verren, snellen tocht; maar zacht-aan vervlakt de ronde tepel tot bruine vlek: op witte roos een donkre pepel. De zwoelte van uw borst wordt koel op mijn hand; zoeter wellust wordt wat in mij was felle brand: ik kus uw hals, dankbaar, onder uw linker oor; zoo kuste ik eens mijn minne; en ga dan weêr voort, ont-hecht, met, in mijn proevende geheugen, de teêdre herinring van scherpe vreugden, die uw zacht en zuiver beeld van goud omvat - als zomergeur van rijpend ooft. Vorige Volgende