De gouden oogst(1944)–Fernand Toussaint van Boelaere– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 125] [p. 125] ['k Heb u ontkleed, en naakt zijt gij gerezen] la maja desnuda 'k Heb u ontkleed, en naakt zijt gij gerezen als, in 't eerstë ochtenduur, een roos 's nachts op den struik ontbloeid. Met, van den paarlemoeren nagel van uw voet tot de donkre kroon van uw haarbos honigzoete glanzingen van goud; met het zachte palmhout van uw schouders, de ronde tepels - vogel-aas! - der zoete borsten; uw lenden, die in ruime welving buigen als de schoone wanden van de wijnkruik, en 't donkre bosschage, waar 't frisch nog is en zoet te kuieren vóór de hitte van den dag; uw dijen, die recht en stevig zijn als pijlers die de weelde van gansch een leven zouden schragen; de knie, hard en gloeiend lijk doorzonde goud; de kuiten, die welven als de golf van de zee opdat mijn hand er lang zou over strijken, voldaan van al den wellust van dézen dag van peis en vreê, en zang van zon in mij; en 't scheenbeen, de stugge ernst onder veel speelschheid; en uw voet, of ge stondt in een plas van licht! [pagina 126] [p. 126] Maar bovenal de schittering van uw half geloken bruin-gouden oog, sluw naar mij gekeerd, terwijl uw lippen rooder bloeien, in liefde onuitspreeklijk goed en zacht. Vorige Volgende