De gouden oogst(1944)–Fernand Toussaint van Boelaere– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] [De wonderbaarste paarlen sieren niet] De wonderbaarste paarlen sieren niet 't gediadeemde hoofd der schoonen... Maar in het diepst der zee, waar 't water vliet noch roert, en geen geluid, géén bewegen een schijn van leven gunt dit eeuwig oord der roerloosheên - daar glanst eenvoudig, die door haar glans alleen zich zelf bekoort, de mooiste, in tinten duizendvoudig. En even diep, ten bodem mijner ziel, als 't diep der zeeën onbewogen, waar zelfs mijn oog, zoo zijn straal daarop viel, slechts 't effen vlak der onbewustheid ontwaren zou - glimt, schóón door eigen zijn en weeld van wisslende innigheden, mijn liefde onuitgesproken: spel van schijn en wezen, 't schoonst elk ongeweten. Vorige Volgende