De gouden oogst(1944)–Fernand Toussaint van Boelaere– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Drie grotesken I [Even Tomboektoe voorbij] Even Tomboektoe voorbij begon mijn kameel aardig te draven. Ik dacht: ‘wat krijgt het beest? Het ruikt hier toch geen haver... Want al is ál dat zand der woestenij (de zonne stak geweldig) één goud: lijk een haverveld in Vlaandren! - zand is daarom nog geen haver.’ Maar de kameeldrijver zei: ‘prakkezeer niet, want even Tomboektoe voorbij passen wijsheid noch oude Vlaamsche leuzen; is ook verstand amper een bron van abuizen’. ‘En waarom dan draaft dat beest zoo aardig, even Tomboektoe voorbij?’ vroeg ik woest. ‘Ach kom, louter uit lust’, zei hij, ‘en omdat het hem ook niks kan schelen’. [pagina 58] [p. 58] En 'k dacht: ‘'t kan zijn! Want hoe vaak heeft niet mijn hart geklópt, wie weet voor wie, wie weet hoe diep, alleenlijk maar omdat 't niet stil wou staan... Nog vóór ik Tomboektoe was voorbij’. [pagina 59] [p. 59] II [Geen leed, of ik heb het gekend] Geen leed, of ik heb het gekend. Wij staan, vervreemd, op den drempel van het eigen huis. - - Een duistre kater rent voorbij, en vangt warempel de verdoolde muis. Maar heb ik ellek leed gekend: weet ik daarom wat leed beduidt, ben ik er wijzer om? - Doch zie, daar komt nu ook gerend een hond. De kater kijkt grimmig om; de muis is al de gaten uit. Want diep in mij leeft nog de hoop om wat gij mij eens zeidt, en hooploos weêr vergat: misschien komt alles nog terecht. - - Tot met een bezem naêrt een knecht: geen spoor nu nog van muis of hond en kat, noch óok van leed of hoop: de Dood. Geen spoor meer: alles is terecht. [pagina 60] [p. 60] III [Over mijn geest drijft een kano] Melancholie Over mijn geest drijft een kano; in mijn hart ruikt een roze. Waarom ruikt niet in mijn geest de roze en drijft niet over mijn hart de kano? In de kano zit een musch, in de roze kruipt een rups. De musch tjilpt en stuurt de kano, de rups bedwelmt de geur der roze. Een musch en is geen pelikaan; en als de rups, bedwelmd, kruipt uit de roze grijpt de musch de rups en de kano drijft, onstuur, af, vèr van de roze. Had nu de roze in mijn geest geruikt en de kano over mijn hart gedreven, de rups was nooit bedwelmd geraakt; en nog dreef de kano naast de roze... Vorige Volgende