1. Inleiding
door J.A. van Leuvensteijn, W.J.J. Pijnenburg en M.C. van den
Toorn
1.1. Taal en taalgemeenschap
De ontwikkeling tot de sterk gereglementeerde Algemeen Nederlandse schrijftaal en
de veel minder gereglementeerde Algemeen Nederlandse spreektaal van nu is
onlosmakelijk verbonden met de ontstaansgeschiedenis van een Nederlandse staat
en het Nederlandse volk uit stammen die zich na de volksverhuizing in de Lage
Landen metterwoon vestigden. Het Nederlands in België sluit zich in belangrijke
mate aan bij de noordelijke prestigevarianten, zonder hierbij de invloed van het
dialectisch substraat geheel uit te wissen. De loop der geschiedenis op
politiek, religieus, cultureel en sociaal-economisch terrein heeft hiertoe
geleid.
De beschrijving van de meest relevante zaken voor de ontwikkeling van het gebruik
van de dialecten en het ontstaan en de functie-uitbreiding van de standaardtaal
behoort tot de externe taalgeschiedenis. In de hierna volgende paragraaf worden
de hoofdlijnen van de politieke en sociaal-economische geschiedenis, alsmede die
van de kerk- en cultuurgeschiedenis in hun vervlochtenheid aan de orde gesteld.
Bevolkingsgroepen - of het nu stammen, stadsbevolkingen, sociale klassen of een
volk betreft - zijn geen statische entiteiten. Er zijn altijd contacten van
individuen met mensen uit andere stammen, uit andere steden of dorpen, uit
andere volkeren. Dat kan op individueel niveau leiden tot interferentie van
taalsystemen, uitmondend in verandering van taalgebruik bij deze
bevolkingsgroep. Dit is nog niet zo zeer het geval als mensen van andere
herkomst in een autochtone bevolkingsgroep worden opgenomen. Zij integreren. De
taalverandering wordt vooral veroorzaakt wanneer leden van een bevolkingsgroep
door regelmatige contacten met andere groepen nieuwe taalverschijnselen
introduceren en de toonaangevenden in de groep deze overnemen. Deze personen
worden namelijk nagevolgd.
De mens is niet alleen in staat zich het taalsysteem en een groot deel van de
woordenschat van zijn moedertaal eigen te maken, maar hij kan zijn vocabulaire
in principe ongelimiteerd uitbreiden en door vertrouwdheid met andere talen of
dialecten bewust of onbewust onderdelen van andere grammatica's in die van zijn
moedertaal integreren. Gezien vanuit dit perspectief is elke taal en elke
taalva-