Geschiedenis van de Nederlandse taal

A.	accusatief (in tabellen)
ABN	Algemeen Beschaafd Nederlands
acc.	accusatief
Afr.	Afrikaans
bz.orde	bijzinsorde
conj.	conjunctief
D.	datief (in tabellen)
dat.	datief
DO + p	nominaal direct object = persoonlijk voornaamwoord
DO - p	nominaal direct object ≠ persoonlijk voornaamwoord
e.	eeuw (tussen haakjes)
Eng.	Engels
ev.	enkelvoud
Fri.	Fries
G.	genitief (in tabellen)
gen.	genitief
Germ.	Germaans
Gld.	Gelderland
Got.	Gotisch
Gr.	Grieks
Hd.	Hoogduits
hww1	hulpwerkwoord van de eerste graad
hz.orde	hoofdzinsorde
Ie.	Indo-europees
Ihfdww	infinitief van hoofdwerkwoord
Ihww1	infinitief van hulpwerkwoord van de eerste graad
imp.	imperatief, gebiedende wijs
imper.orde	woordorde van hoofdzin in gebiedende wijs
ind.	indicatief
inf.	infinitief
IO + p	nominaal indirect object ≠ persoonlijk voornaamwoord.
IO - p	nominaal indirect object ≠ persoonlijk voomaamwoord
Lat.	Latijn
LW	Leidse Willeram
m.	mannelijk

Mbrab.	Middelbrabants
Mhd.	Middelhoogduits
Mlat.	Middeleeuws Latijn
Mlimb.	Middellimburgs
Mnl.	Middelnederlands
mv.	meervoud
N.	nominatief (in tabellen)
Nd.	Nederduits
Nl.	(hedendaags) Nederlands
Nnl.	Noordnederlands
NRC-Hbl.	NRC Handelsblad
nom.	nominatief
o.	onzijdig
Oe.	Oudengels
Oern.	Oernordisch
Ofra.	Oudfrans
Ogm.	Oudgermaans
Ohd.	Oudhoogduits
Oi.	Oudindisch
On.	Oudnoors
Onl.	Oudnederlands
Opic.	Oudpicardisch
or.	origineel
Os.	Oudsaksisch
ott.	onvoltooid tegenwoordige tijd
Phfdww	participium van hoofdwerkwoord
pres.	presens
ps.	psalm
S + p	nominaal subject = persoonlijk voornaamwoord
S - p	nominaal subject ≠ persoonlijk voornaamwoord
v.	vrouwelijk
Vf1.	persoonsvorm vooraan
Vf2.	persoonvorm op de tweede plaats
Vfhww	persoonsvorm van hulpwerkwoord van de tweede graad
Vfn.	persoonsvorm op derde of verdere plaats
Vk.	de Volkskrant
vn.	voetnoot (in literatuurverwijzing)
vrag.hz.orde	woordorde van de vragende hoofdzin
Wgerm.	Westgermaans
WPs.	Wachtendonckse Psalmen
Wvla.	Westvlaams