Gezamenlijke dichtwerken. Deel 10-12(1856-1857)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] Aan Mr. C.F. van Maanen, bij zijne aftreding als minister van justitie. De lof der braven, bij 't gesmaal Van 't vuig gemeen: geen hooger eer Verwierf de Staatsman immermeer, Geen luisterrijker zegepraal! Der braven lof, der vuigen smaad, Geen dubble krans, die schooner staat! Die dubble krans siert u het hoofd, Regtschaapne, die, standvast en trouw, Een pijler bleef aan 't staatsgebouw, Toen 't werd bemokerd en beroofd; U, die als steun van regt en wet, Geen stap hebt voor 't geweld verzet! [pagina 103] [p. 103] Gij zaagt den vlammende oproerdraak, Die elk de siddring joeg in 't bloed, Met mannenkracht en heldenmoed, Gerust in de opgesperde kaak; Gij deinsde voor geen volksgeschreeuw, Dat tergend kenmerk van onze eeuw! Gij bleeft aan vorst en volk verknocht; En, spijt der vuigen lasterkreet, Gij weekt niet af van pligt en eed; Gij, wien geen eerroof deren mogt; Wien Hollands trouw in de aadren steekt En 't Hollands hart uit de oogen spreekt! Nu treedt gij roemvol van uw post, Gelijk de krijgsheld, die de vest Met moed verweerd heeft tot het lest, Na 't lang beleg wordt afgelost, En, wat in 't stormen werd vernield, Zijn pligt volbragt en de eer behield. [pagina 104] [p. 104] De lof van elk, die deugden schat, De dank van wie de trouw waardeert, Zijn land bemint, zijn koning eert, Belauwert en bebloemt uw pad; De hulde volgt u op den voet Van al wie braafheid hulde doet. En of die krans te weinig waar', De laster-zelf, de nijd, de list, Wien 't slangenspog in de aders gist, Vlecht u een tweeden krans in 't hair: Der boozen wrok, hun haat en hoon Is de onverwelkbaarste eerekroon! Neem, neem die beide lauwren aan! Vereerd door 't onbevlekt gemoed, Begrimd door 't schuiflend nachtgebroed: Wees, eedle! met dat loon voldaan. Der braven lof, der vuigen smaad, Geen dubble krans, die schooner staat! 31 Maart, 1842. Vorige Volgende