Gezamenlijke dichtwerken. Deel 10-12(1856-1857)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] Zonsondergang. Daar gaat het schittrend wonder, De gouden zon weer onder; Zij heeft haar dagtaak afgedaan, Nu mag zij rusten gaan. Bij 't eerste morgendagen, Besteeg ze reeds haar wagen En bragt van uit de hemelsfeer Ons licht en warmte weer. Ze gluurde rond van boven Langs akkers en langs hoven, Verkwikte wat ze kwijnen zag: Zoo doet ze dag aan dag. [pagina 80] [p. 80] En heeft ze berg en dalen Gekoesterd met haar stralen, Haar loop voleind, haar taak volbragt, Dan knikt ze ons goeden nacht. Zoo rees zij heden weder En legt nu 't hoofd weer neder, Om morgen met hernieuwden glans Te schittren aan den trans. Moog ons dat voorbeeld sterken Tot waken en tot werken, Tot nuttig zijn, zoo veel men mag, Den ganschen levensdag: Luikt dan de slaap ons de oogen, Wij zullen rusten mogen, En rijzen na den langen nacht Eens met te schooner pracht. Vorige Volgende