Gezamenlijke dichtwerken. Deel 10-12(1856-1857)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 74] [p. 74] In het album van een Geldersch lusthuis. Wat al schoonheen zonder tal! Wondren, waar wij de oogen strekken, Bosschen, die de heuvlen dekken, Watersprong en waterval, Hoven, sloten, steden, vlekken, Uitgestrooid langs berg en dal! 't Oog verdoolt in al 't genot, In landouwen, beemden, vlieten, Vergezigten en verschieten!... Geef den landheer op zijn slot Een erkentlijk hart, o God! En, bij 't voorregt van zijn lot, Ook een ziel, die 't kan genieten. 1839. Vorige Volgende