Gezamenlijke dichtwerken. Deel 10-12(1856-1857)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Aan de maan. Staat gij daar weer, vriendin der aard'! te lonken Aan d'onbewolkten hemelboog? Pas is natuur in slaap gezonken, Of gij ontsluit het wakend oog. 't Is of er heul en troost vloeit uit uw stralen En droppelt op 't ontrust gemoed; 't Is of gij hoop in 't hart doet dalen En lieflijk voorgevoelen doet. Een zoete kalmte omsluijert al 't geschapen', Dat ge in uw stillen luister hult; Mij dunkt ik zal te zachter slapen, Als ge op mijn grafterp schijnen zult. Vorige Volgende