Gezamenlijke dichtwerken. Deel 10-12(1856-1857)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Hans van Leeuwen op de citadel van Antwerpen. Van waar die siddring en die schrik? Wat doet op eens de wakkre scharen Met huivring naar dat bolwerk staren, Den doodsangst in den strakken blik? Drong mooglijk de overmagt der Franschen Daar ginds zich door een loopgraaf heen?.. Maar, schoon zij stegen op de schansen, Tien stieten 't hoofd er tegen één. Ja, tienmaal sterker, dappre Gal! Zij 't leger, dat gij op deedt dagen: Het kwam vergeefs den Vijfhoek vragen, Verweerd door tienmaal kleiner tal. [pagina 30] [p. 30] De grondvest scheur', de wanden breken: De moed staat vaster dan 't arduin! Zoo ge op den burg uw vlag zult steken, Het zal in de asch zijn en in 't puin. Wat wil die schrik dan en die kreet Van mannen, tot den dood besloten? Er worde dag en nacht geschoten, Geen hunner, die van beven weet. En nu zij ginds een kogel zagen... Help, help! er is geen redden meer! De bolwerkpoort is ingeslagen; De bom viel in een kruidhuis neer! Één polsslag nog, en alles splijt En spat van een en slaat aan stukken; 't Verwulf zal uit elkander rukken, Het muurwerk gruislen wijd en zijd; Zijzelf, misschien, verscheurd, vermalen, Gesmakt en slingrende in de lucht... De schrik belet hun 't ademhalen; Wie 't lijf en 't leven lief heeft, vlugt. [pagina 31] [p. 31] Één vlugtte niet. Met vasten tred Stapt, schrijdt hij - hij alleen van allen - Tot daar het moordtuig is gevallen En de eiken schansdeur heeft verplet. Hij zoekt beraden en gelaten De welven door, de kluizen rond, En - midden in de buskruidvaten, Vindt hij den vuurbal op den grond. En, zonder aanzien van 't gevaar, Zet hij zich schoorvast op de beenen, En tilt den ballast van de steenen, Schoon meer dan honderd ponden zwaar; En, voet voor voet teruggeschreden Door scherven en door spaanders voort, Draagt hij met ingebogen leden De bom weer uit de bolwerkpoort. Tot zwichtens moê, en mat van kracht, Maar niet voldaan met half te slagen, Blijft hij zijn last al verder dragen En zeulen tot de burgwalgracht: [pagina 32] [p. 32] Hij hijgt, hij zwoegt; zijn spieren beven, Zijn knieën knikken meer en meer... Nog éénen stap... het is bedreven! De vuurbal plompt in 't water neer. Ons werd de maatstaf niet vertrouwd, Waarmeê met juistheid wordt gemeten, Wat groot, en grooter nog, mag heeten, Wat stouter is of minder stout: Maar wordt er eens in later eeuwen Een standbeeld voor Van Speijk geplaatst, Zoo zette men voor Hans van Leeuwen Er veilig een gedenkzuil naast. Vorige Volgende