Gezamenlijke dichtwerken. Deel 4-6(1855-1856)–Hendrik Tollens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 139] [p. 139] Nanny. De blonde Nanny, vol van vuur, Vergat haar pligt in 't groenend dal, En baarde, in 't aaklig winteruur, Een knaapjen in den runderstal: ‘Red, red mij, zuster! hulp en raad! Bewaar uw bloed voor schimp en smaad; Verberg mij met mijn zuigeling...’ ‘Neen!’ zei de zuster, ‘neen!’ en ging. De blonde Nanny, bloo en mat, Den boezem en de hairen los, Sloop angstig, langs een duister pad, Naar de ijzersmelterij in 't bosch: [pagina 140] [p. 140] ‘Bewaar uw bloed voor schimp en hoon: Verberg mij, broeder! berg mijn zoon: Gij krijgt er 's hemels zegen voor...’ ‘Weg!’ riep de broeder, ‘weg, gij sloor!’ De vader kwam van 't nachtmaal weer, Godvruchtig en gesticht van zin; Daar valt zij aan zijn voeten neer En roept zijn deernis roerend in: ‘'t Is waar, ik heb te snood misdaan, Doch neem mij slechts als dienstmaagd aan...’ ‘Neen, schandvlek! leef in schimp en smaad: Weg!’ riep de vader, ‘weg, op straat!’ Toen viel zij, overstelpt van smart, Haar moeder, nat beschreid, te voet: ‘Ontsluit uw schuldig kind uw hart; Vergeef mij, wat ik bitter boet!’ - ‘Zie voortaan, kind, slechts beter toe; Vergeve u God, als ik u doe! Gij weet niet hoe ik nog u min!... Kom,’ sprak de moeder, ‘schaap, kom in.’ haug. Vorige Volgende