Wij vernemen dat beide Hare Majesteit en Uwe Exc. omtrent ons, onze aanspraak op het regt van onafhankelijkheid en het regt, hetwelk wij tot het land, door ons geoccupeerd wordende, hebben, verkeerd onderrigt zijt
Wij zijn van geboorte Hollandsche Afrikanen. Dadelijk nadat wij Hare Majesteit's grondgebied in Zuid Afrika hadden verlaten, hebben wij onze onafhankelijkheid gepubliceerd, en van dien tijd af tot op dit oogenblik, hebben wij als een onafhankelijk volk gehandeld, ons zelven volgens onze eigene wetten geregeerd en gevolgelijk opgehouden Britsche onderdanen te zijn.
Het door ons bewoond wordende land hebben wy wettig verkregen, en het is nimmer, tot op dit oogenblik, eene Britsche Provincie of kolonie geweest. Dewijl het daarom Hare Majesteit behaagd heeft, onze zeer billijke voorstellen, zoo als wij die beschouwen te zijn, van de hand te wijzen, zijn wij genegen met betrekking tot Hare Majesteit's Gouvernement op denzelfden voet te blijven, als wij ons tot op dit oogenblik beschouwd hebben, van den tijd dat wij de kolonie de Kaap de Goede Hoop verlaten hebben; en niettegenstaande Uwer Exc.'s herhaalde mededeelingen dat wij Britsche onderdanen en kolonisten zijn, moeten wij beweren, dat wij, volgens alle regten van beschaafde natiën, beschouwd kunnen worden, noch het een noch het ander te zijn; evenmin kunnen wij toestemmen in Hare Majesteit's voorstel, om eene militaire magt te ontvangen, terwijl wij daarom niet hebben gevraagd, noch deze thans ter onzer bescherming behoeven: vooral nu, daar wij in vrede met alle natiën leven.
Uwer Exc.'s voorstel om, onder invloed van een militaire magt, met ons een traktaat te sluiten, en zonder dat wij met de termen der overeenkomst bekend zijn, met uitzondering alleen van een conditioneel bezit van vastgoed (plaatsen), waartoe wij vermeenen een onbetwistbaar regt te hebben - komt ons zóó onbegrijpelijken onbepaald voor, dat, tenzij wij eene verdere uitlegging van het onderwerp bekomen, wij genoodzaakt zijn te erkennen, dat wij het doel daarvan niet kunnen bevatten.
Wij hebben de eer te zijn,
Sir!
Uwer Exc.'s zeer gehoorzame, onderdanige Dienaren,
J. Prinslo, President,
J.J. Burger, Secretaris.’
Daarop kry di Boere eens gen antwoord weer ni. Mar op di 2de Desember, 1841, proklameer di Gouwerneur:-
‘Dat de onafhankelijkheid van dat gewest (Natal) in geenen deele zou worden erkend, dat het door eene militaire magt zou worden in bezit genomen en het land ten eigendom der Kroon verklaard, terwijl de bewoners waren onderdanen en kolonisten van Groot Britanje.’
Eers wou di Gouwerneur di Boere om di bossi loop; mar ja wel, hulle was so dom ni. En toen hy dit ni kon verkry ni, wou hy hulle bang maak met syn ‘militaire magt;’ mar wi sê? di Boere laat hulle ni met een blaas ertjiis op di loop ja ni. Laat Stuart verder vertel (bl. 151):