Over spiegeltjes en kraaltjes. Identiteitsversterkende jeugd-'verhaaltjes'
(1993)–Lucia Berkenveld, Satya Jadoenandansing, Varina Tjon-A-Ten– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 3]
| |
1 De Surinaamse talen1.1 InleidingHet heeft iets meer dan 300 jaar geduurd voordat Suriname kon beginnen met het opbouwen van een eigen literaire traditie.Ga naar eindnoot(1) Zowel de samenstelling van de Surinaamse bevolking als het roerige verleden (slavernij, contract-arbeid, kolonisatie) belemmerden de ontwikkeling van het gevoel van één-volk en één natie. Deze geschiedenis heeft ertoe geleid dat de Surinaamse samenleving getypeerd kan worden als een plurale maatschappij.Ga naar eindnoot(2)
Het behoeft geen betoog dat er een buitengewoon complexe taalsituatie is ontstaan. Er worden in Suriname vijf Indianen-, zes Creolen-, drie Aziatische en twee Europese talen gesproken. Het Sranan (tongo) vervult de functie van lingua franca. Deze taal wordt niet alleen gesproken door de Creolen, maar is van oudsher de contact-of omgangstaal tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Een andere taal is het Sarnami, de taal van de Hindostaanse bevolkingsgroep. Daarnaast heeft men het Hakka, de taal van de Chinezen en het Surinaams Javaans, de taal van de Javaanse groep (zie bijlage 1). Het Nederlands, nog steeds de officiële taal in Suriname, is onder invloed van de verschillende Surinaamse talen veranderd. Men spreekt en schrijft naast het Algemeen Beschaafd Nederlands (ABN) ook het Surinaams-Nederlands, een taal met een eigen karakter. Surinamers waarderen het Surinaams-Nederlands als spreektaal positiever dan als schrijftaal. Er bestaat grote tolerantie ten gunste van de uitspraak en de typisch Surinaams-Nederlandse woorden.Ga naar eindnoot(3) De typische grammaticale kenmerken van deze taal worden echter vaak vermeden, omdat dit stigmatiserend zou kunnen werken. De grens tussen ‘eigen aan het Surinaams-Nederlands’ en ‘fout tegen de regels van het Surinaams-Nederlands’ is immers, moeilijk te trekken (Koefoed & Jadoenandansing 1991, p. 190).
Als gevolg van de overgeërfde opvatting dat alles wat ‘waardevol’ is uit Nederland komt, werden de eigen talen lange tijd minachtend bejegend. Kinderen die het bijvoorbeeld waagden om het Sranan thuis te spreken, werden terechtgewezen met de zinsnede ‘Go was' joe mofo nanga krofaja’ (letterlijk: ga je mond met houtskool wassen). | |
[pagina 4]
| |
Het duurde derhalve nog lange tijd voordat de emancipatiebeweging op gang kwam en het Surinaams-Nederlands en de eigen talen ‘eigen’ genoeg waren om als spreek- en schrijftaal gewaardeerd en gehanteerd te worden.Ga naar eindnoot(4) | |
1.2 Het SrananHet Sranan, een taal die tussen 1651 en 1718 moet zijn ontstaan (Voorhoeve, 1983), was de eerste Surinaamse taal die zich op weg naar een volledige erkenning begaf. Hoewel er al vanaf 1850 teksten, woordenboeken en grammatica's verschenen en er al voor deze tijd bijbelvertalingen werden gemaakt door missionarissen, stelde de Surinaamse overheid pas in 1986 een officiële spelling voor het Sranan vast (Staatsblad van de Republiek Suriname resolutie no. 4501).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog toen Suriname, dankzij de grote vraag naar bauxiet, een periode van economische bloei beleefde, ontwierp J.G.A. Koenders een spelling voor het Sranan ‘Foe memre wi afoe’ (1943). Vanaf 1946 verscheen tien jaar lang het gedeeltelijk in het Sranan en gedeeltelijk in het Nederlands geschreven maandblad ‘Foetoe boi’. In 1957 verscheen ‘Trotji’, een verzameling van gedichten in het Sranan, van Trefossa (pseudoniem van Henny de Ziel), een leerling van Koenders.
Het duurde daarna niet lang voor het eerste geheel in het Sranan geschreven verhaal het daglicht aanschouwde. Dit verhaal van Eddy Bruma, eveneens leerling van Koenders, verscheen onder de titel ‘Maswa’ in het tijdschrift ‘Tongoni’ in 1958. Andere dichters en schrijvers die het Sranan als literaire taal hanteren zijn onder andere Michael Slory (‘Sarka’, 1961), die ook in het Spaans schrijft, Edgar Cairo (‘Temekoe’, 1969), Johanna Schouten-Elsenhout (‘Sranan Pangi’, 1974) en Romeo Grot (‘Georgette, mi lobi’, 1987). | |
[pagina 5]
| |
1.3 Het SarnamiDe Hindostaanse bevolkingsgroep werd zich, ondanks het feit dat er al eerder bijbelteksten in het Sarnami vertaald waren, pas veel later bewust dat het Sarnami ook een volwaardige taal is.
Shrinivasi (pseudoniem van Martinus H. Lutchman) schreef als eerste dichter een gedicht in het Sarnami ‘Bulâhat’ (1968).Ga naar eindnoot(5) Later heeft hij nog enkele gedichten in het Sarnami geschreven. Incidenteel schrijft Shrinivasi in het Hindi, maar hij uit zich het beste in het Nederlands. In 1975 verscheen ‘Mohini’, een gedichtenbundel van Rini Shtiam (pseudoniem van Soerdjan Parohi). Zijn poëzie is geschreven in sterk met het Sarnami vermengd Hindi. De eerste in Nederland verschenen poëziebundel in het Sarnami, ‘Dal Bhat Chatni’ (1978), is van Jit Narain (pseudoniem van Djitnarainsingh Baldewsingh). Andere Sarnami dichters en schrijvers zijn Gharietje Choenni (‘Asa’/Hoop, 1980), Chitra Gajadin (‘Kab Ke Yaad’/Van wanneer een herinnering, 1984), Rahi (pseudoniem van Raj Ramdas) en Cándani (pseudoniem van Asha Radjkoemar). Naast de vastgelegde orale vertellingen, die in paragraaf 2.1 aan de orde komen, zijn twee door Rabin Baldewsing geschreven nouvelles in het Sarnami verschenen, namelijk ‘Stifa’ (1984) en ‘Sunwái kahán’ (1987). De officiële Sarnami-spelling is eveneens in 1986 vastgesteld (Staatsblad van de Republiek Suriname resolutie no. 4562). | |
1.4 De overige talenTot voor kort werd het Surinaams-Javaans niet als schrijftaal gehanteerd. In de jaren tachtig kwam hierin verandering onder andere door het verschijnen van het cultureel tijdschrift ‘Cikal’ (1982-1984). Johan Sarmo en Hein Vruggink brachten in 1983 de eerste poëziebundel ‘Panglipur ati’ van de dichter Slamet Modiwirjo in het Surinaams-Javaans uit. Ook voor het Surinaams-Javaans is in 1986 een officiële spelling vastgesteld (Staatsblad van de Republiek Suriname resolutie no. 5239).
De Chinese bevolkingsgroep van Suriname spreekt grotendeels Surinaams-Hakka. Er is slechts een begin gemaakt met de beschrijving van deze taal. | |
[pagina 6]
| |
De Indianen, de oudste bewoners van Suriname, kennen geen geschreven traditie. Men heeft wel wetenschappelijk onderzoek bij deze groep uitgevoerd. Hun liederen, legenden en mythen zijn de laatste jaren opgetekend en uitgegeven. |
|