Kassel, 27/29 april 1821
[...] Bij neef Frans houd ik mij met groot genoegen op; hij en zijn vrouw zijn zeer wel en hartelijk. En om alles, wat in en om Kassel te zien is, te bezichtigen, wordt mij dagelijks de beste gelegenheid gegeven. Het huis is prachtig, en heeft aan de schone Friedrichsplatz over Bellevue het aangenaamste en vrolijkste uitzicht. Rijtuig en paarden zijn van goede dienst, om de omstreken der stad te leren kennen. Totnogtoe heb ik de Wilhelmshöhe, de Au, het Marmorbad, de uitgestrekte oranjerieën en de bibliotheek gezien. Hedenmorgen gaat men naar het museum. En om Wilhemshöhe geheel te bezien, zullen wij daar nog een dag doorbrengen. Bij die gelegenheid zal ik ook het paleis bezichtigen, maar dat in de stad van de tegenwoordige keurvorst is niet toegankelijk. Bij de watervallen en fonteinen van Wilhemshöhe, en over het algemeen over de ganse aanleg, en de uitzichten in de nabijheid en verte, welke men daar geniet, ben ik wezenlijk in verrukking geraakt. Iets dergelijks was mij nog niet voorgekomen, en hoe gespand mijn verwachting was, zij werd verre overtroffen. Alles is boven alle beschrijving. Ook de overige omgevingen en de stad zelve kan men niet genoeg roemen. [...]
Gister was ik in de knots van de Hercules op de Winterkasten. Het uitzicht is daar hemels. Zondagmorgen rijden wij weder naar de Wilhelmshöhe, om daar de ganse dag door te brengen en ook het slot te zien. [...]