Thorbecke op de romantische tour
(1991)–Johan Rudolph Thorbecke– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
Göttingen, 21 januari 1821[...] Ik dank u, mijn ouders, voor de liefde, waarmede gij mijner bij ieder gelegenheid gedenkt. Mijn verjaardag werd mij hierdoor vooral tot een feest, dat ik in innige erkentelijkheid voor al het goede, hetwelk mij in en door u geworden is, gevierd heb. Des avonds had ik Staffhorst en Kreuzhage genodigd, die toevallig mijn geboortedag wisten, om ze op de Zeeuwse chocolade te onthalen. Een kwartier uurs, voordat zij zelve kwamen, zonden zij mij een zeer fraaie pijp, op wiens kop Göttingen geschilderd is, met twee gedichtjes op mijn verjaring, en na deze onverwachte vreugde vierden wij de avond in hartelijke deelneming, en gedachten daarbij uwer. Zo ben ik mijn 24ste jaar ingetreden, en nader hoe lang zo meer de mannelijke jaren; in welke bewustheid ik met God daarop uit ben, dat de mannelijke jaren in mij ook de man mogen aantreffen. [...] De Duitse literatuur kan zich niet beroemen op een gelijk aantal buitengewone mannen, als in een [?] vorige leeftijd. Aan het hoofd staat, die deze plaats reeds bijna een halve eeuw bekleed heeft, Johan Wolfgang von Göthe; een man, zo als ieder jaarhonderd er slechts één pleegt voort te brengen, die een heersende invloed op de ganse Duitse cultuur heeft uitgeoefend. Het is niet genoeg gezegd, Göthe is de eerste dichter en de eerste prozaïst van Duitsland. Göthe is veel meer een genie, in de hoogste betekenis van het woord, aan het licht geroepen, om een gans volk te leren en te vormen. Naast Göthe durft men geen andere noemen, en Wieland, Klopstock en Schiller, uit welke, nevens hem, een nieuw licht voor de Duitse letterkunde daagde, zijn niet meer. Evenwel heeft zij nog andere harer waardige priesters; onder welke vooral Matthison, Falk, Bouterwek, Werner, Müllner en De la Motte Fouqué een plaats verdienen. Hoezeer het wel niet te ontkennen valt, dat, Göthe uitgezonderd, de uitmuntendste voortbrengselen aan de vorige leeftijd behoren. De tegenwoordige roemt echter, boven | |
[pagina 13]
| |
aant.de vorige, nog met recht op de enige Jean Paul Friedrich Richter, August Wilhelm Schlegel, en Voss. Vooral is de zogenaamde Jean Paul zo oorspronkelijk, en in zijn soort zo uitstekend, dat ik, de Engelse Sterne uitgezonderd, niet weet, wie uit alle eeuwen nevens hem te stellen. [...] |
|