1.2 Het bestuur
Amsterdam was een echt handelscentrum van belangrijke nijverheden. Hierdoor waren er geen machtige gilden die zich met het bestuur van de stad bemoeiden, zoals elders. Van oudsher waren de regeringsfuncties, bijvoorbeeld die van schout en schepenen, in handen van enkele aristocratische families van kooplui. Begin veertiende eeuw kwamen behalve de schout en schepenen nog de burgemeesters, die zich in de loop van deze eeuw steeds meer macht toeëigenden.
Door de groeiende handel kregen de burgers in de stad meer aanzien. In de vijftiende eeuw kwam er dan ook een derde bestuursorgaan bij dat deze burgers vertegenwoordigde: de vroedschap, die uit 36 leden bestond. De bestuursorganen kregen van Maria van Bourgondië het recht zelf hun nieuwe leden te kiezen. Dit had tot gevolg dat belangrijke bestuursfuncties gedurende vele decennia binnen één familie bleven. De invloed van dat deel van de burgerij dat niet tot een van de machtige families behoorde, daalde tot het nulpunt. Het Amsterdamse bestuur was een ondoordringbare groep geworden.
De vroedschap had in het midden van de zestiende eeuw al veel van haar macht verloren en had nog maar weinig inspraak. Bovendien waren de taken van de burgemeesters en die van de schout en