[Voorwoord]
In het academische jaar 1994-95 heeft aan de Vrije Universiteit te Amsterdam een werkgroep van tien studenten Nederlands en één studente Woord en Beeld zich bezig gehouden met de bestudering van de Amsterdamse rederijkersbeweging en met name het spel Van sint Jans onthoofdinghe van de verder onbekende auteur Jan Thönisz. Leden van de werkgroep waren: Saskia Groenewoud, Miranda Haring, Marian de Jager, Marieke Koning, Paul Laport, Frédérique de Muy, Petra Noordijk, Lennert Ras, Marcia Schouten, Maartje Sijm en Léonie Thielen.
Nadien hebben twee van hen, Paul Laport en Frédérique de Muy, zich ingezet om, mede op basis van het door de groep bijeengebrachte materiaal, een editie van deze tot op heden alleen in handschrift overgeleverde tekst te bezorgen. Gekozen is voor een uitgave met inleiding en parallel-vertaling, dit laatste omdat alleen woordverklaringen nauwelijks kunnen helpen de tekst voor niet-gespecialiseerde belangstellenden toegankelijk te maken.
Van sint Jans onthoofdinghe toont de geschiedenis van de onthoofding van Johannes de Doper, zoals die in de Bijbel wordt verteld. Maar zijn grootste charme ontleent het stuk aan de twee zogenaamde ‘sinnekens’ Waerheits Verdruckinge en Onsuyver Begheerte, typische rederijkersfiguren, die elkaar, de andere personages èn het publiek met het nodige verbale geweld om de oren slaan. Daardoor en door de virtuoze rijmtechniek - die in de vertaling helaas voor een groot deel verloren moest gaan - krijgt het stuk een vaart en een humor die ook de hedendaagse lezer nog kunnen aanspreken.
Marijke Spies