aan God zult overgegeven hebben, en gij niet langer naar bevrediging van eigen lust of wil zoekt, maar volkomen wilt berusten in Hèm, zult gij ervaren, dat gij met Hèm wordt vereenigd en dat dit uw rust is, want niets smaakt zoo goed en kan u zoo behagen als datgene wat welgevallig is aan God. Al wie dus met kinderlijk gemoed zijn verlangen richt op God, en zich bevrijd heeft van alle onbehoorlijke liefde vóór of afkeer van eenig ding of wezen, welk ook, dat geschapen is, zal het meeste geschikt zijn, om de genade te krijgen en waard zal hij 't ook wezen, dat de ware vroomheid hem toevalt als een geschenk. Want de Heer schenkt daar Zijn Zegen, waar Hij leêge vaten vindt. En hoe volkomener iemand af wil zien van de dingen hier beneden, en hoe meer hij, door zichzelf te minachten, afsterft van zichzelf, des te spoediger zal ook de Genade komen, des te overvloediger zal zij bij u binnentreden, en des te hooger zal zij verheffen uw hart, zoodat het vrij wordt.
4. Dan zal hij 't zien en losbreken, en zijn hart in hem zal zich verwonderen en zich verruimd voelen, omdat de hand des Heeren met hem is, en hij zichzelf geheel en al in Gods hand heeft overgegeven tot aan het einde der tijden. Zie, zoo voelt zich de mensch gezegend, die van ganscher harte God zoekt, en die dus zijn ziel niet voor niets heeft gekregen. En zoo iemand, als hij de heilige spijs en drank ontvangt, verdient ten zeerste de genade van zich met God te vereenigen, omdat hij geen acht slaat op zijn eigen vroomheid, noch op zijn verlangen om troost te krijgen, maar hij, boven alle vroomheid en vertroosting uit, alleenlijk let op Gods roem en eer.