achten en uitlachen moet men dien ongelukkige; en hoe Hij ook moge beleedigen en in onrust brengen, men moet zich daardoor toch niet ervan af laten houden, om aan de Heilige Communie deel te nemen.
3. Velen laten zich ook terughouden, omdat zij zich al te bezorgd voelen, of de vereischte devotie wel aanwezig is in hen, en deze voelen ook een zekeren angst voor het afleggen van hun biecht. Maar gij, handel dan, zooals wijze christenen u raden, en ontdoe u van die bange angstvalligheid; omdat zij de genade Gods belet te werken en de vroomheid van uw gemoed verslapt. Om een kleine ontroering of andere zwarigheid moet gij de Heilige Communie niet nalaten; neen, haast u daarom des te meer, om te biechten, en ook om allen anderen menschen kwijt te schelden wat zij mochten misdaan hebben. Maar hebt Gij iemand beleedigd, smeek dan nederig om vergeving, want God zal dan eveneens toegefelijk zijn voor u.
4. Wat zou het u baten, al wachttet gij lang met te biechten, of al woudt gij uitstellen de heilige Communie? Zuiver u zoo gauw mogelijk, spuw 't vergif snel uit, haast u om te ontvangen het heilmiddel, want gij zult u daar beter bij bevinden, dan indien gij het lang hadt uitgesteld. Indien gij 't vandaag verschuift om dit, dan zal er morgen misschien iets gebeuren, wat het nog moeielijker maakt: en zoo zoudt gij langen tijd van de Communie kunnen teruggehouden worden, en er hoe langer hoe meer onwaardig toe zijn. Schud, zoo snel mogelijk, uw tegenwoordige zwarigheid en traagheid van u af: want het geeft u niets, of gij lang angstig zijn wilt, en in onrust leven, en of ge u ver wilt houden van God om alledaagsche dingen. Ja, zelfs is het allerschadelijkst, om het genot van de heilige Communie lang uit te stellen, want dat heeft gewoonlijk een groote lauwheid ten gevolge.