lang in, om nieuwe dingen te hooren of iets moois te zien, maar gij zijt er afkeerig van om datgene aan te pakken wat laag is en veracht wordt: graag wilt gij veel hebben, maar in het geven zijt gij spaarzaam, en hardnekkig houdt gij alles vast: bij het spreken denkt gij niet na, en even onbedachtzaam houdt gij vaak uw mond; onbehoorlijk leeft gij, en hindert anderen door wat gij doet; ongebonden zijt gij in spijs en drank, maar naar Gods woord luistert gij niet gaarne, vlug komt ge er toe om uit te rusten, maar lui en langzaam arbeidt gij: gij kunt u wel wakker houden, om praatjes aan te hooren, maar bij de heilige plechtigheden valt gij haast in slaap: gij jacht dan naar het einde, en let volstrekt niet op: nalatig en lauw en zonder eenig leven in u, voelt gij u bij de Mis zoowel als bij het Heilige Avondmaal: verstrooid doet gij dan en zijt er zelden volkomen bij: ook laat gij u licht vervoeren tot toorn, of om iets te doen wat anderen mishaagt: haastig zijt gij in uw oordeel, en streng in uw berisping, blij in voorspoed, maar zwak, zoodra de tegenspoed komt: en vele goede dingen neemt gij u voor, maar weinig ervan komt tot uitvoering.
3. Als gij deze en uwe overige tekortkomingen met smart en groot misnoegen over uw eigene zwakheid hebt bekend en bejammerd, neem dan het vaste besluit, uw leven voortdurend te beteren, en hoe langer hoe verder te komen in het goede. En daarna moet gij, in algeheele zelfverloochening, met onafgebroken willen, uzelf aanbieden als een offer op het altaar uws harten tot meerdere glorie van Mijn Naam, door namelijk uw lichaam zoowel als uw ziel getrouwelijk te wijden en over te geven aan Mij, opdat gij daardoor waardig moogt worden, om nader te treden tot Mijn tafel en het Sakrament van Mijn lichaam en bloed als een heilbrengenden zegen te ontvangen.