Waarom brengt gij dus uzelf in moeite? Zie, Ik ken alle menschen, en zie alles wat onder de zon gebeurt: en Ik weet, hoe het met ieder gesteld is, wat hij denkt, wat hij wil, en waarop zijn bedoelen is gericht. Aan Mij behoort gij dus alles over te laten: houd gij u zelf dus maar in goeden vrede, en laat den onruststoker drukte maken, zooveel hij verkiest. Wat hij gedaan of gezegd moge hebben, zal op zijn eigen hoofd neerkomen, want Mij kan hij niet om den tuin leiden.
2. Let niet op de schaduw, die een groote naam werpt, en 't moet u ook niet kunnen schelen, of ge veel goede kennis hebt, noch of enkele menschen bijzonder veel van u houden. Want daar komt verstrooiing van des geestes, en groote duisternis in uw gemoed. Ik zou gaarne een woordje met u spreken, waaraan gij wat hebben kondt, en u de verborgene dingen openbaren, indien gij Mijn nadering aandachtig woudt afwachten en het deurtje van uw hart voor Mij opendoen. Wees behoedzaam, waak al biddende, en verneder u in alle dingen.