De navolging van Christus

Drie-en-twintigste hoofdstuk.
(Van de vier dingen, die grooten vrede brengen.)

1. Zoon, nu zal ik u leeren den weg des vredes en der ware vrijheid.

2. Doe, o Heer, wat Gij zegt, want het is mij aangenaam om dit te hooren.

3. Beijver u, Mijn zoon, om liever eens anders wil te doen dan den uwe. Trek het altijd voor, om liever minder dan meer te hebben. Zoek altijd de laagste plaats op, waar gij aan allen onderdanig zijt. Wensch altijd en bid, dat Gods wil volkomen tot werklijkheid worde in u. Zie, een zoodanige komt in het land van vrede en rust.

4. Heer, die korte rede van U sluit in zich en bevat alle volkomenheid en volmaakheid, zij telt slechts wei-

[p. 156]

nig woorden, maar is vol van diepen zin, en rijk aan vruchtbare uitwerking. Want indien ik haar getrouwlijk kon bewaren en ten uitvoer brengen, dan zou er niet zoo gemakkelijk verwarring in mij ontstaan. Want zoo vaak ik mij onbevredigd voel en bezwaard, bemerk ik dat ik afgeweken ben van deze leer. Maar Gij, Die alles vermoogt, en altijd graag ziet, dat de ziel vooruitgaat, vermeerder nog Uwe genade en maak deze grooter, opdat ik kunne vervullen wat Gij zegt en mijn heil volmaken.

Gebed tegen de booze gedachten.

5. Heere, mijn God, verwijder u niet van mij. Zie toe, om mij te helpen, naardien er in mij opgekomen zijn verschillende gedachten en groote vreezen, die mijn ziel bedroeven. Hoe zal ik daar onbeschadigd doorheen komen, hoe zal ik die verdelgen?

6. Ik, zegt de Heer, zal voor u uitgaan, en de grooten en machtigen dezer aarde vernederen Ik zal de poorten van uw kerker openmaken, en de geheimenissen van het verborgene u openbaren.

7. Doe, Heer, zooals Gij zegt, en alle slechte gedachten zullen vluchten van voor Uw aangezicht. Mijn hoop en mijn eenige troost is, in al mijn kwellingen tot U te vluchten, op U te vertrouwen, tot U te roepen uit de diepte van mijn binnenste, en geduldig te wachten totdat Gij mij troost.

Een gebed om verlichting des gemoeds te verkrijgen.

8. Verhelder mij, o, goede Jezus, met de klaarheid van het inwendige licht, en breng uit de woning mijns harten alle duisternis naar buiten. Bedwing mijn vele afdwalingen, en doe te niet de aanvechtingen, die mij geweld aandoen. Strijd sterk voor mij, en verdelg de kwade monsters, ik bedoel de verlokkende begeerten, opdat er vrede kome door Uwe kracht, en er overvloedige lof weerklinke in de heilige zaal, dat is: in het

[p. 157]

zuivere geweten. Beveel den winden en den stormen. Zeg aan de zee: Wees in rust! en aan den noorde wind: Blaas niet: en er zal een groote rust komen.

9. Zend Uw licht uit en Uw waarheid, opdat zij lichten over de aarde: want ik ben een ijdele, nuttelooze en leege aarde, totdat Gij mij verlicht. Zend Uw genade van boven, drenk mijn hart met den hemelschen dauw: reik mij de wateren der godsvrucht om het aangezicht der aarde te besproeien, opdat deze goede en allerbeste vruchten voortbrenge. Verhef het gemoed, dat bedrukt is door den last der zonden, en hang al mijn begeerte op aan het hemelsche, opdat ik, na geproefd te hebben van de zoetheid van het bovenaardsche heil, er tegenzin in krijge om over het aardsche te denken.

10. Neem mij weg en ontruk mij aan den vergankelijken troost van al het geschapene: want geen geschapen ding kan mijn honger en trek volkomen bevredigen en rust geven. Bind mij aan U met een onscheidbare keten van liefde, omdat Gij alleen voldoende zijt voor Uw minnaar, en zonder U de heele wereld zonder waarde is.