deel? Waar vindt men hem, die God zou willen dienen zonder belooning?
4. Zelden vindt men iemand die zóó geestelijk is, dat hij alles van zich afgelegd zou hebben. Ja, waar vindt men den mensch, die waarlijk arm van geest zou zijn, en van al het aardsche ontbloot? Want diens belooning ligt ver vooruit, in de laatste toekomst. Al zou een mensch al zijn geld en have weggegeven hebben, dan beteekent dat nog niets. En al had hij zich berouwd en groote boete gedaan, dan zou dat nog maar weinig zijn. En al had hij alle kunst en wetenschap geleerd, dan laat de belooning toch nog op zich wachten. En al bezat hij alle deugd en een over vurige godsvrucht, dan zou hem toch nog veel ontbreken, nl. dat eene wat hij het allermeeste noodig heeft. Wat is dat dan? Dat hij alles verlatende, ook zichzelf verlate en geheel en al afstand doe van zichzelf, en niets voor zich achterhoude van zijn liefde voor bijzondere menschen. En als hij alles gedaan heeft wat hij weet dat gedaan moet worden, dan moet hij zich toch voelen alsof hij niets heeft gedaan.
5. Hij moet niets van groote waarde achten, waarvan men zou kunnen zeggen, dat het groote waarde heeft: neen, hij moet bekennen, dat hij in waarheid een nuttelooze knecht is, zooals de Waarheid zegt: Al hadt gij alles gedaan wat u opgedragen werd, blijft dan toch nog zeggen: Wij zijn onnutte knechten. Want dan zal hij in-waarheid arm en naakt van geest mogen zijn, en met den Profeet zal hij kunnen zeggen: Arm ben ik en ellendig. Niemand echter is rijker, machtiger en vrijer, dan hij die in staat is, zichzelf en alle dingen te verlaten, en zich neer te zetten bij en te berusten in het allergeringste en minste wat er is.