Zevende hoofdstuk.
(Dat men Jezus boven alles lief moet hebben).
1. Zalig is hij, die begrijpt wat het inhoudt, om Jezus lief te hebben en zichzelf te minachten om Jezus' wil. De mensch moet alles wat hij liefheeft verlaten om Hem dien hij liefheeft, want Jezus wil bemind worden boven alles. De liefde tot het geschapene is bedriegelijk en onzeker: de liefde tot Jezus echter getrouw en volhardend. Wie zich hecht aan iets wat geschapen is, die zal vallen, omdat ook 't geschapene moet vallen: maar wie Jezus omarmt, zal sterk staan voor eeuwig: Heb lief en houd bij u, als een vriend, Hem, die u niet zal verlaten, schoon alle andren zich terugtrekken, en die, als alles voorbij is, u niet te gronde zal laten gaan. Want van de menschen moet gij eens scheiden, 't zij gij wilt of niet.
2. In leven en sterven moet gij u houden aan Jezus, en u getrouwlijk aan Hem overgeven, daar Hij alleen u helpen kan, schoon alle andere van u afvielen. Want Hij, dien gij liefhebt, is van zoodanigen aard, dat Hij geen ander bij u toe wil laten; Hij wil uw hart hebben alleen voor Zichzelf, en daar zitten als een