geerten. Indien gij niets anders in het oog houdt dan Gods welbehagen en het nut van uw evenmensch, zult gij voor 't overige, wat u zelf betreft, vrij zijn om te doen zooals gij wilt. Indien 't er bij u uitzag van binnen zooals 't behoorde, dan zou al het geschapene u een spiegel zijn des levens en als een boek van heilige wetenschap. Want er is geen schepsel zoo klein en laag, dat er Gods goedheid niet volledig uit blijken zou.
2. Indien gij van binnen maar goed en zuiver waart, dan zoudt gij alle dingen zonder verhindering kunnen waarnemen en er het goede gebruik van maken. Een zuiver hart dringt door den hemel, zoowel als door de hel. Zooals iemand zelf van binnen er uitziet, zoo beoordeelt hij ook wat buiten hem is. Indien er ooit vreugde in de wereld is, dan moet die noodzakelijk wonen in hem, die zuiver is van hart. En als er ergens kwelling en benauwing is, dan zal een slecht geweten die het sterkst gewaarworden. Zooals een ijzer, dat in het vuur ligt, zijn roest verliest en geheel blank wordt gemaakt, zoo wordt een mensch, die zich keert tot God, geheel zooals hij is, vrij van zijn vroegere verstijving en verdooving, en zoodoende een nieuw mensch.
3. Begint een mensch lauw en nalatig te worden, dan schrikt hij terug ook voor een geringe inspanning, en neemt hij gaarne troost aan van-buiten-af. Maar als hij volkomen meester begint te worden over zichzelf, en als een man te wandlen op den weg dien God wil, dan acht hij alles voor niets wat hem eerst moeielijk leek te zijn.