bewaren wat Ik zeg, en tot hem zullen Wij dan komen, en Onze woning in hem opslaan. Maak daarom plaats voor Christus, maar weiger den toegang aan alle anderen. Indien gij Christus zult gekregen hebben, zijt gij rijk, want meer hebt gij niet noodig. Hij zal in alles voorzien en voor alles zorgen, zoodat gij niets meer behoeft te hopen van de menschen. Want deze, de menschen, veranderen spoedig en vallen u gauw af, maar Christus blijft in der eeuwigheid, en zal u standvastig bij staan tot het einde.
3. Op een zwak, want sterfelijk, mensch moet men geen groot vertrouwen stellen, al is hij ook nuttig en al houdt gij van hem: en ook moet gij niet zeer bedroefd worden, al verzet hij zich wel eens tegen u, en spreekt hij u tegen. Wie vandaag mèt u zijn, kunnen morgen tegen u ingaan: evenals de winden draaien zij dikwijls om. Stel uw geheele vertrouwen op God, want Hij moet zoowel uw vrees als uw vreugde zijn.
Hij zal voor u antwoorden en het goed met u maken, zooals 't het allerbeste is. Hier hebt gij geen blijvende standplaats, en waar gij ook moogt wezen, daar zijt gij een vreemdeling en een pelgrim, en nergens zult gij rust vinden, tenzij gij met Christus zeer nauw verbonden wordt.
4. Wat ziet gij hier rond, terwijl dit toch geenszins de plaats is, waar gij rust en verkwikking vinden zult? Uwe woning moet zijn in de hemelsche gewesten, terwijl gij al het aardsche alleen maar als in 't voorbijvliegen moet zien. Alle dingen gaan voorbij en gij gelijkelijk met deze. Zorg dat gij niet ergens vast blijft haken, opdat gij niet gevangen genomen wordt en verderft. Tot den Allerhoogste zij uwe gedachte, en tot Christus uw voorbede gericht, zonder dat gij aflaat. Al kunt gij u niet verdiepen in hooge en hemelsche dingen, rust dan uit, door het lijden van Christus te