wust is, een goed geweten te hebben. Maar al waren ook de Heiligen in dat opzicht zeker van zichzelf, toch waren zij vol van de vreeze Gods. En door hoe grooter genade van deugden zij uitblonken, des te bezorgder en nederiger zijn zij ook in hun binnenste geweest. Maar de zelfverzekerdheid der boozen wordt geboren uit trots en verwaandheid, en verandert ten slotte in gruwelijk zelfbedrog. Niemand in dit leven moet denken, dat hij zeker van zichzelf kan zijn, ook al ware hij een brave kloosterling of een kluizenaar vol zelfverzaking.
4. Wie, in de oogen der menschen, de allerbesten waren, zijn dikwijls het zwaarste en diepste gevallen, omdat zij te veel op zichzelf hadden vertrouwd. Daarom is het voor velen beter, dat zij niet geheel en al vrij blijven van verzoekingen, maar dat zij aangevochten worden, want dat belet hen om te zeker van zichzelf te zijn, zichzelf trotschlijk te verheffen, en al te graag zich te laten inpalmen door uitwendige vertroostingen. O, wat zou hij zijn geweten zuiver kunnen houden, die nimmer trachtte naar vergankelijke vreugde, en nooit zich inliet met de wereld! En wat zou hij zich een groote vrede en rust verwerven, die alle ijdele bezorgdheid van zich afsneed, en alleen maar dacht aan God, Die hem heil kan brengen, en op Wien hij al zijn hoop te stellen heeft!
5. Niemand is de goddelijke vertroosting waardig, die zich niet eerst vlijtig heeft geoefend in de heilige boete van 't berouw!
Indien gij u wilt bezinnen tot diep in uw hart, om berouw te krijgen, ga dan in uw binnenkamer, en sluit het geraas der wereld daarbuiten, zooals er staat geschreven: In uw binnenkamer zult gij u berouwen.
In uw kamertje zult gij vinden, wat gij maar al te vaak daarbuiten kwijtraakt. Hoe langer gij in zoo'n