bij God. Zij werden als een voorbeeld gesteld voor alle geestelijken van later en veel meer moesten wij ons door hèn laten bewegen tot geestlijken vooruitgang en groei, dan dat wij ons slap zouden laten maken door de vele lauwen.
5. O, hoe groot was de inwendige ijver bij alle leden der geestelijke orden, in 't begin, toen zij pas waren opgericht! Wat een vroomheid kon men hooren in hun redevoeringen! Hoe wedijverden zij met elkander in werkdadige deugd! Hoe sterk werd gehandhaafd de tucht en de regel! Hoe levend bloeiden toen de eerbied en de gehoorzaamheid bij allen onder het bestuur der overlieden! Sporen ervan zijn nog over hier en daar en geven nog getuigenis, dat het in-waarheid zijn geweest heilige en volmaakte mannen, die, zóó stevig strijdende, de wereld onder den voet hebben gekregen. Maar nu wordt iemand reeds groot geoordeeld, indien hij geen overtreder geweest is, indien hij, wat hem opgelegd was, met geduld heeft kunnen dragen.
6. Maar thans, wat een lauwe nalatigheid in onze rijen, dat wij zoo spoedig afgevallen zijn van die allereerste geloofsdrift, en het ons zelfs reeds verveelt om te leven, zóó ellendig moê en lauw als wij zijn! Moge daarom nimmer in u, diep-in-u, de deugd, die steeds moet aangroeien, in slaap vallen, daar gij toch meermalen zóóvele voorbeelden hebt gezien van menschen, die met toewijding God hebben gediend!