De elite in de verzorgingsstaat
(1962)–P. Thoenes– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 166]
| |||||||
SamenvattingVervreemding wordt door de meeste auteurs gezien als een belangrijk begeleidingsverschijnsel van de moderne samenleving. Het is echter niet eenvoudig aan te duiden, in hoeverre het nu juist in de Verzorgingsstaat een eigen gezicht zou hebben. | |||||||
§ 1. AlgemeenVervreemding is hiervóór gedefinieerd als het in onderschikkend verband samenwerken van groepen die onder verschillende postulaten staanGa naar eind1. Eén dezer groepen ervaart het eigen postulaat als het superieure en daarmee is de basis gelegd voor de vorming van een maatschappelijke elite. Ofschoon de hier gekozen definitie enigszins afwijkt van de meestal gegevene, die een meer sociaal-psychologisch gewaad hebben en zich toespitsen op de relatie van het individu met zijn omgeving, zijn vrijwel steeds de voorbeelden, die daarbij gegeven worden, ook te vatten onder de hier te geven omschrijving. Zeker is dat het geval met de vrij verwante opvatting van FreyerGa naar eind2. ‘Einige, die von dem Vordersatz überzeugt sind, ziehen für die Gegenwart und für alle absehbare Zukunft diese Konsequenz. | |||||||
[pagina 167]
| |||||||
Das ist nicht nur Sensationsmache (obwohl auch die unterläuft), es ist auch der Versuch einer unfrisierten Bilanz. Jedenfalls wird man vielen, die sich in die Entfremdung vertieften und dann wohl auch auf sie fixierten, nicht die Ehrlichkeit absprechen dürfen, und man wird ihnen sogar zugestehen müssen, dass sie einige Auswege des Optimismus mit vollem Bewustsein ausgeschlagen haben; zum Beispiel den, dass die Humaniora als Bildung und als Gesittung, als Ausfüllung der Geselligkeit, als heimischer Bücherschrank und als Kult der grossen Meister auch zwischen Stahlmöbeln und sogar in der Werkhalle wohl am Platze und jederzeit möglich seien. Ferner den, dass Menschlichkeit und Nächstenliebe überall bewährt werden können, warum nicht auch am Fliessband und im Neonlicht des Grossbüros?’Ga naar eind3 Het algemene, maar eigentijdse kader waarin de vervreemding hier gebracht wordt is zeer wel te introduceren als de spanning tussen de postulaten van het primaire en het secundaire systeem. Freyer zelf vat daar de andere opvattingen ook onder, al is hij van de realiteit van hun oplossingspogingen niet overtuigd. Maar met de inpassing van het hier gegeven begrip in het ruimere - zij het eigentijdse - kader, is in concreto nog niet veel gewonnen. De vraag die men stellen kan is, of deze vervreemding dan ook in de Verzorgingstaat een eigen gezicht heeft; anders dan b.v. bij een eventueel optreden in de liberale of socialistische samenleving. In de eerste plaats moet dan geconstateerd worden, dat vervreemding in de Verzorgingsstaat veroorzaakt wordt door een aantal factoren die, zonder dat ze nu als exclusief typerend worden gezien, vrij essentieel, althans zeker niet zo maar toevallig zijn. In Kahler's ‘The Tower and the Abyss’Ga naar eind4 wordt de rol van het geld, de collectivisering, de technologie, de rationalisatie en de indirecte communicatievorm genoemd als beïnvloedende factoren. En vooral de invloed van de functionalisatie (eigenlijk nog steeds onovertroffen gekarakteriseerd in Mannheims begrip functionele rationalisatie). Zo zegt Kahler: The perfect legitimate question, ‘Who are you?’, which has come to be taken as an almost personal assault, is usually answered with a description of ones work while a feeling of emptiness and falsehood, a feeling that one has not given an answer to the question usually remains. Het elkaar en zichzelf zien als functionaris, zat Marx reeds dwars en is als zodanig dus niet nieuw, al kan men vermoeden, dat het in de | |||||||
[pagina 168]
| |||||||
Verzorgingsstaat in geïntensiveerde vorm optreedt, omdat dit systeem, om goed te kunnen werken zo weinig aan het toeval of de natuur kan overlaten; er moet zoveel georganiseerd en, wat hier vooral steekt, zoveel gemanipuleerd worden. Een van de meest gemanipuleerde figuren is daarbij wel de klant, het speciale zorgenkind van de Verzorgingsstaat. | |||||||
§ 2. EconomischIn de relatie van de koper tot zijn product valt daarbij meer dan vroeger op dat:
Zo goed als achter het Marxistische vervreemdingsbegrip in de relatie producent - product uiteindelijk een vervreemding tussen menselijke groeperingen, klassen, schuil ging, zo is er in de huidige situatie achter de relatie koper - product ook een vervreemdingsproces aan de gang, nu tussen kopers en producenten. Het merkwaardige hierbij is, dat de koper zich machteloos ervan bewust is, dat hij de producent slecht kent, maar dat de producent daarentegen in vele gevallen pretendeert de koper uitnemend te kennen. Soms vertrouwt hij daarbij simpelweg op een verondersteld psychologisch inzicht, soms ook zal hij een beroep doen op een aantal specialisten, die voor hem marktanalyses uitvoeren en advertentiecampagnes opzetten. Maar ook dan is er sprake van vervreemding, althans in die gevallen, waar n.a.v. analyse en campagne een bepaalde behoefte wordt gesuggereerd en gekweekt. | |||||||
[pagina 169]
| |||||||
De producenten en hun apparaat zien dan de kopers als een aparte groep, die min of meer bespeelbaar is. Zij zien zichzelf als een soort elite, die beschikt over productiekrachten en verkoopstimulerende middelen, die haar een overwicht geven op de productenmarkt, zoals de oude ondernemer een overwicht had op de arbeidsmarkt. Ongetwijfeld ligt hier een terrein voor nadere studies. Er is hier sprake van een elitegroep, die werkzaam is in de Verzorgingsstaat. Zij is echter niet typerend voor de Verzorgingsstaat in die zin, dat ze elders in socialistische of liberale fases niet, of in mindere mate voor zou (kunnen) komen. Vandaar dat zij hier volledigheidshalve wordt genoemd, zonder echter in het centrum der belangstelling te worden geplaatstGa naar eind7. Desalniettemin is deze gehele economische situatie in het kader van deze studie niet zó maar een zijpad. Reeds Bednarik veronderstelde en Galbraith heeft dit uitgewerkt, dat de eigenaardigheden van ‘The Affluent Society’ consequenties hebben voor b.v. de politieke situatie. M. van de Vall gaat op deze notie nader in in een voor ons onderwerp zeer relevant artikel: ‘De machtsstructuur van de welvaartsstaat’, waarin hij o.m. tracht, de invloed van de grotere welvaart op de politieke belangstelling te meten, Het resultaat is bij hem, dat die belangstelling bij handarbeiders daalt en bij hoofdarbeiders stijgtGa naar eind8. Evenals hij, maken wij hierom nu de stap naar het dan waarschijnlijk toch verwante terrein der politieke vervreemding. | |||||||
§ 3. PolitiekWeliswaar was reeds in de liberale fase, onder de invloed van moderne productievormen en de daarbij behorende reuzenbedrijven b.v. de invloed van de secundaire systemen bijzonder groot. Maar daarnaast bestond toch nog, zij het vaak reeds meer als ideaal dan als practijk, de kleine zelfstandige, de onafhankelijke. Hoe bedrukt en bedreigd ook, was zijn categorie nog immer een liberaal Leitmotiv, niet alleen omdat hij later wel eens een grote zelfstandige kon worden, maar omdat de kleine zelfstandige, in zijn onafhankelijkheid als zodanig een positief cultureel fenomeen geacht werd te zijn. Indien men de kwalen van de tijd hekelde, dan kon men daaracher het heimwee beluisteren naar: ‘Free enterprise and competitive order’Ga naar eind9. De Verzorgingsstaat nu, voorzover deze zich zijn kwalen realiseert, zoekt de oplossing veelal in een ander vlak. Als er al spanningen zijn, dan schuilen die - zo wordt wel gezegd - in een onvolmaakte aanpassing aan het secundaire systeem. De sociale wetenschappen zijn er, om hieraan te dokteren. Het secundair systeem is, het door Freyer | |||||||
[pagina 170]
| |||||||
gegevene samenvattend, het in elkaar passend geheel van instituties, dat het structurele kader vormt, waarbinnen de vaak overheersend geworden zakelijke contacten worden afgewikkeld.) ei den Technikern und Naturwissenschaftlern wird heute das Wort Soziologie gross geschrieben. Bisher, so meint man, haben wir die Beherrschung der Natur organisiert und sind damit ein gutes Stück vorangekommen. Die Beziehungen der Menschen zu einander, die Fragen ihres persönlichen Glücks und ihrer Befriedigung in der Arbeit sind dabei ein Wenig ins Hintertreffen geraten. Mit dem Schuldbewusstsein das man dabei empfindet, verbindet man meist die Gewissheit, dass sich auch diese Probleme als lösbar erweisen werden, wenn man sie energisch anpackt. Man wird die Sozialforschung und den staatsbürgerlichen Unterricht so grosszügig organisieren müssen, dass die blamable Unwissenheit auf diesem Gebiet verschwindet. Bovendien zijn in deze vorm van geleide samenleving de secundaire systemen overal aanwezig. (Hoe goed de functionarissen in de Verzorgingsstaat Mannheims wensen naar een ‘planned society’ ook mogen hebben vervuld, zijn verlangen naar vrije sectoren, is wel heel anders verwezenlijkt, dan hij het zich destijds dacht.) Tengevolge van de erkenning der interdependentie tussen de diverse maatschappelijke sectoren, gecombineerd met de voor het systeem noodzakelijke controle en coördinatie, zijn de organisatorische en regionale ‘eilanden’ in de samenleving door middel van institutionele bruggen meer en meer uit hun isolement bevrijd, of anders gezegd van hun vrijheid beroofd. In het regeringsapparaat heeft men nationale doeleinden voor ogen, denkt men in termen van een nationale huishouding en maakt men een nationaal plan. Teneinde deze regeling zo sluitend mogelijk te doen zijn, probeert men zo veel mogelijk factoren, die van invloed zouden kunnen zijn, erin te betrekken. Uit een oogpunt van rechtvaardigheid betrekt men zo goed mogelijk alle landgenoten in de verdeling van lasten en lusten. Maar een onontkoombare consequentie dáárvan is het ineenschrompelen van de autonomie in eigen kring. Dit geldt voor gemeenten, streken en provinciën, maar evenzeer voor bedrijfstakken en beroepsstanden. De groeiende interdependentie der verschijnselen en de groeiende behoefte aan en mogelijkheid tot coördinatie verminderen de mogelijkheid tot locaal initiatief. Op zichzelf heeft dit nog niets met vervreemding te maken. Maar een dergelijk coördinatie- en centralisatiestreven wordt vaak vanuit het | |||||||
[pagina 171]
| |||||||
centrum anders beoordeeld dan vanuit de randgebieden. Voor het centrum is het randgebied een deel van een groter geheel. Daarin heeft het een functie en daar dient het zich naar te richten. Het randgebied erkent dit beginsel wel, maar heeft daarnaast andere belangen te verdedigen en huldigt dikwijls andere inzichten, omdat het zichzelf niet alleen als randgebied, maar ook als (sub-)kern ziet. Zodra plaatselijk wenselijk geachte initiatieven worden uitgesteld of afgelast vanwege prevalerende belangen op een verondersteld hoger niveau, dan wordt dit hogere niveau door de plaatselijk geïnteresseerden ervaren als een vreemde macht, die misbruik maakt van haar positie. En naarmate om der wille van een centraal planmatig beleid dergelijke ingrepen vaker voorkomen, wordt het vervreemdingsbesef schrijnender. Een sprekend voorbeeld van een dergelijke ontwikkeling vindt men in Nederland om de z.g. ontwikkelingsgebieden. Op grond van een aantal centraal vastgestelde criteria is een aantal Nederlandse gemeenten tot ontwikkelingsgebied verklaard. Alhoewel de aanduiding ‘onderontwikkeld’ op zichzelf weinig eerzaam is, was zij wel lucratief. De centrale overheid was bereid op een aantal gebieden tegemoetkomingen te verlenen, om de ontwikkeling te stimuleren. Een onvermijdelijk gevolg was, dat een aantal ondernemende burgemeesters van evenmin welvarende aangrenzende gemeenten zich tot de Overheid wendde, die daarop antwoordde, dat zij niet voor hulp in aanmerking kwamen, omdat zij niet voldeden aan de daartoe gestelde voorwaarden. Dit laatste argument maakte weinig indruk; de locale nood werd niet minder door het feit, dat men nationaal andere maatstaven meende te moeten aanleggen. Dit vraagstuk wordt des te pijnlijker naarmate de mogelijkheid om locale noden uit locale belastingmiddelen te bestrijden geringer wordt. In principe ligt hier een politieke spanning. Als zodanig is zij echter nog niet tot het politieke bewustzijn doorgedrongen. Zij zou natuurlijk geïnterpreteerd kunnen worden als een onderdeel van het liberale verkiezingsprogramma, dat zich verzet tegen de geleide samenleving. Maar in feite ligt het probleem veeleer op het interne terrein van de aard der geleide samenleving dan in de principiële keuze: geleid of niet. De gehele tendentie tot centralisering van de organisatie werkt niet alleen op het terrein der locale-nationale-supra-nationale tegenstellingen, maar evenzeer in de meer functioneel opgezette organisatieschema's. Autonome lichamen worden in het kader van het nationale geheel steeds zeldzamer. Een merkwaardig voorbeeld hiervan geven de Engelse universitaire ‘Colleges’. Eens waren deze volstrekt onafhankelijk, indien zij door legaten e.d. zich financieel geborgen wisten. Qua leerprogramma, leer- | |||||||
[pagina 172]
| |||||||
krachten en studentenkeuze hadden ze dan een verrassende zelfstandigheid en konden zij de gang van zaken aan de universiteiten van Oxford en Cambridge diepgaand beïnvloeden. De gewijzigde financiële situatie, de oprichting en uitgroei van het University Grants Committee en de ontwikkeling van het nationale beurzenbeleid en het nationale onderzoeksprogramma hebben hier veel gewijzigdGa naar eind11. Nog is het Engelse ‘College’ vergeleken met de continentale universiteit een bijzonder zelfstandig lichaam. Maar noodgedwongen is het Collegebeleid veel meer dan vroeger geïncorporeerd in het beleid van de gehele universiteit - en het beleid der universiteit veel meer ingebouwd in een nationaal beleid. Vooral in de situatie van Oxford en Cambridge spreekt deze ontwikkeling aan, omdat enerzijds de onafhankelijkheid der ‘Colleges’ nog kort geleden zo groot was, terwijl de inschakeling in een meer centraal gecoördineerd beleid de laatste tijd zo uitgesproken is. Maar in mildere vorm ziet men deze gang van zaken ook bij andere Engelse en ook bij continentale (met name de Nederlandse) universiteitenGa naar eind12. Ook hier hoeft deze ontwikkeling niet zonder meer aanleiding te geven tot vervreemding. Zij doet dit echter wel, zodra het verschil in postulaat helder aan de dag treedt. De centrale overheid ziet in de universiteit de leverancier van doeltreffend opgeleide intellectuele manpower, liefst zo goed mogelijk zich richtend naar de toekomstige behoeften van de samenleving. In tijden van tekort streeft zij naar kortere opleidingen, in tijden van overvloedig aanbod naar opleidingsverzwaring. Voor onderbezette beroepen stelt zij extra fondsen beschikbaar of overweegt de inschakeling van para-universitaire opleidingen. De universiteit, met name de Senaat waakt voor de wetenschappelijke integriteit, voor de standaard en de volwaardigheid der opleidingen en voor het handhaven van een academische vorming in zijn volheid. Waar deze waarden door een als geldgever optredende, maar andere doeleinden nastrevende overheid worden bedreigd, kan vervreemding optreden. Dit gevaar dreigt overal waar de organisatorische banden strakker worden aangetrokken, zonder dat er een harmonisering der ideologische akkoorden heeft plaats gevonden. De universiteit, het leger, de Kerk, de medische wereld, zij kunnen alle voor dit probleem komen te staan. Het is een soort inwoningsprobleem, waar juist het aanhalen der relaties elke betrokkene zich doet realiseren, dat de aan hem gestelde eisen die van een vreemde zijn. Het gevaar ervan ligt mede in een soort contaminatie. De betrokken intellectuele elite verwijt de Overheid ondeskundigheid. Gebrekkig politiek inzicht doet haar Overheid en democratie te gemakkelijk | |||||||
[pagina 173]
| |||||||
onder één noemer brengen en het noodlottige discrediet van politiek en democratie - bij bepaalde groepen intellectuelen zeer in trek - is opnieuw geaccentueerd. In vele gevallen zullen dergelijke conflicten tussen Overheid en regionaal of traditioneel belang als concreet politiek strijdpunt een voorbijgaand karakter hebben. Maar daar, waar door herhaling en herhaling dit conflict in telkens nieuwe vorm wordt gecontinueerd kan een verharding, een verschraling optreden, die het conflict uit de categorie der relatieve bedenkelijk dicht in die der absolute vervreemding brengt. Dan ontstaat er in de oppositiesfeer separatisme of Poujadisme. Voorzover de absolute vervreemding het centrale apparaat zelf aantast, ontstaan er autoritaire suborganen, die een staat in de staat vormen, zoals b.v. het geval kan zijn met bepaalde veiligheidsdiensten en spionnageapparaten. | |||||||
§ 4. De eeuwige vervreemdingBeerling verdeelt al degenen, die over Vervreemding hebben nagedacht in twee klassenGa naar eind12: De optimisten, die het als een voorbijgaand verschijnsel zien, en de realisten, die het als onontkoombaar stellen. In de tweede groep vindt men (volgens mij Th.) o.m. de echte geesteskinderen van de Verzorgingsstaat. Een van de meest opvallende trekjes van deze maatschappijvorm is nl. haar elliptisch karakter. Er zijn twee brandpunten, de zorg voor de productie en die voor het welzijn van de consument, maar binnen hun samenspel is de politieke geschiedenis verstild, men komt nergens vandaan en gaat nergens naar toe. Wat er is, zal er altijd zijn (nog wat geperfectioneerd, nog wat versneld van tempo) of vergroot van schaal; maar maatschappelijk gesproken is - zo schijnt het althans - het zijnde het eeuwige. En zo is het ook met de vervreemding: ‘Ongeacht welke maatschappijvorm ook, geen enkel tussenmenselijk verkeer, zoals zich dat afspeelt tussen de uiterste polen van de intieme persoonlijke ontmoeting enerzijds en de inschakeling in de meest gecompliceerde en onpersoonlijke systemen anderzijds (ontkomt) aan de dialectiek van de veruiterlijking en de vervreemding’Ga naar eind13. En met een samenleving, waaraan in dit opzicht niets te veranderen valt, kan men zich, denken anderen, maar het beste verzoenen: ‘Not in the materialism of heroes, but in their attitude towards society is where the change has taken place. In older fiction there was some element of conflict, between the individual and his environment; no matter how much assisted by coincidence, the hero had to do something - or at least seem to do something - before he got his reward. Rarely now. Society is so benevolent that there is no conflict left in it for anyone to be rebellious about’Ga naar eind14. | |||||||
[pagina 174]
| |||||||
Toegegeven zij, dat de meer filosofische omschrijving van het vervreemdingsbegrip zich op het eerste oog gemakkelijker leent voor het etiket ‘eeuwig’ dan het hier gegeven meer sociologischeGa naar eind15. Maar uiteindelijk is het ook daar een maatschappelijk bepaald begrip. En als dat begrip onontkoombaar is, dan zijn de ermee verwante secundaire systemen het ook. Bij allen, die de vervreemding als een on-wegdenkbaar begeleidingsverschijnsel van het maatschappelijk bestaan zien, geldt ook de onaantastbaarheid van het dubbele stel postulaten, dat der primaire en dat der secundaire systemen. En de postulaten van de laatste worden nu eenmaal ergens ontworpen, en wel in de top der secundaire systemen zelf. En het zijn die secundaire systemen, die in hun speciale constellatie de Verzorgingsstaat haar gezicht geven. Stelt men ze als eeuwig, dan is ook de elite, die in hun toppen zetelt, eeuwig. Een gegeven en natuurlijke elite, die zich slechts uit goedertierenheid en traditionele zin de ingewikkelde rompslomp der democratie laat aanleunen. Misschien had voor deze elite de democratie nog zin, toen de Geschiedenis nog onderweg was. Maar de pelgrimstocht is blijkbaar ten einde; in de ellips is de democratie een overtollig derde brandpunt. Althans voor allen, die overtuigd zijn van de onontkoombaarheid van de status quo. Voor allen, voor wie de aanpassing de laatste stuiptrekking der historische beweging is en de sociale evenwichtsleer de sleutel voor het Paradijs beduidt. Zij zijn de ware wegbereiders voor de Westerse versie van wat Kolakowski voor Polen noemde: ‘Der Mensch ohne Alternative’Ga naar eind16. Laten we nu eens nader bezien, welke trekken een elite vertoont, die mede gevormd is door een dergelijk vervreemdingsprocesGa naar eind17. |
|