De elite in de verzorgingsstaat
(1962)–P. Thoenes– Auteursrechtelijk beschermdP. Thoenes, De elite in de verzorgingsstaat. H.E. Stenfert Kroese, Leiden 1971 (tweede druk)
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek TU Delft, signatuur: 8441 304 1
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de tweede druk van De elite in de verzorgingsstaat, het proefschrift van P. Thoenes, uit 1971. De eerste druk verscheen in 1962.
redactionele ingrepen
p. 68: § 6. → b.: ‘b. Evaluatie’
p. 157: in het origineel ontbreekt de noottekst van eindnoot 17. In deze digitale versie is de nootverwijzing daarom weggelaten.
p. 244-265: de eindnoten zijn bij de bijbehorende nootverwijzingen op de betreffende pagina's geplaatst. De genoemde pagina's zijn hierdoor komen te vervallen.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. II, XII en 122) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
DE ELITE IN DE VERZORGINGSSTAAT
[pagina III]
DE ELITE IN DE VERZORGINGSSTAAT
sociologische proeve van een terugkeer naar domineesland
door
DR. P. THOENES
Hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht
tweede druk
1971
H.E. STENFERT KROESE N.V. - LEIDEN
[pagina IV]
isbn 90.207.0275.0
Deze uitgave is met steun van de Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek (Z.W.O.) tot stand gekomen.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
[pagina V]
INHOUD
eerste deel | |||||
THEORETISCHE KANTTEKENINGEN | |||||
Inleiding | 1 | ||||
I. | UITGANGSPUNTEN | 5 | |||
II. | VOORWAARDEN TOT ELITEVORMING | 7 | |||
A. | De spanning tussen zijn en behoren | 8 | |||
1. | Als historische drijfveer | 8 | |||
2. | a. | De weg voor allen | 20 | ||
b. | Rousseau | 22 | |||
3. | De weg der uitverkorenen | 29 | |||
4. | Naar een nieuw elitebegrip | 32 | |||
B. | Vervreemding | 35 | |||
1. | Vervreemding als voorwaarde tot elitevorming | 35 | |||
2. | Entfremdung bij Marx | 39 | |||
3. | Graden van vervreemding | 42 | |||
4. | Deze en andere voorwaarden | 45 | |||
III. | DE AARD DER INSPIRATIEBRON | 47 | |||
1. | Maatschappelijke invloed op de keuze | 47 | |||
2. | De Openbaring | 50 | |||
3. | De Wetenschap | 51 | |||
a. | Psychologisch-biologische selectie | 51 | |||
b. | De anthropologisch-biologische wet | 56 | |||
c. | Het maatschappelijk criterium | 59 | |||
d. | De wetenschappelijke elite | 61 | |||
4. | Gaetano Mosca: De heersende klasse | 62 | |||
a. | Weergave | 62 | |||
b. | Evaluatie | 68 | |||
IV. | DE ROL DER ELITE | 74 | |||
A. | De handhaving der bestaande Orde | 75 | |||
1. | Algemeen | 75 | |||
2. | Pareto, de eeuwige status quo | 77 | |||
3. | Evaluatie | 84 | |||
B. | Volvoering van het Plan | 86 | |||
1. | Algemeen | 86 | |||
2. | Mannheim, de elite der intelligentsia | 88 | |||
3. | Evaluatie | 96 |
[pagina VI]
C. | Verkondiging van de Boodschap | 101 | ||
1. | Algemeen | 101 | ||
2. | Geiger, de critische elite | 103 | ||
3. | Evaluatie | 109 | ||
V. | STRUCTUUR EN UITSTRALING | 112 | ||
A. | Structuur | 112 | ||
B. | Uitstraling | 117 | ||
tweede deel | ||||
DE ELITE IN DE VERZORGINGSSTAAT | ||||
Inleiding | 123 | |||
VI. | HET KARAKTER VAN DE VERZORGINGSSTAAT | 124 | ||
1. | De Verzorgingsstaat is een maatschappijvorm | 125 | ||
2. | Het kapitalistisch productiesysteem | 125 | ||
3. | Het collectieve sociale welzijn | 127 | ||
4. | De democratische leest | 134 | ||
5. | De weg naar de Verzorgingsstaat | 135 | ||
VII. | DE SPANNING TUSSEN ZIJN EN BEHOREN | 139 | ||
A. | Het lot van de erfstukken der liberale periode | 140 | ||
1. | Accentverschuiving in het economisch vlak | 140 | ||
2. | Accentverschuiving in het politieke vlak | 142 | ||
3. | Accentverschuiving in het sociale vlak | 145 | ||
4. | Versteende vormen | 148 | ||
B. | Nieuwe spanningen | 149 | ||
1. | Economisch. Consumptiestimulering | 151 | ||
2. | Politiek. Administratie en beleid | 153 | ||
3. | De beleidsspeelruimte in de liberale periode | 155 | ||
4. | De beleidsspeelruimte in de Verzorgingsstaat | 156 | ||
5. | Kanttekeningen bij de controlefunctie | 159 | ||
6. | Nogmaals de spanning tussen structuur en functie | 163 | ||
VIII. | VERVREEMDING | 166 | ||
1. | Algemeen | 166 | ||
2. | Economisch | 168 | ||
3. | Politiek | 169 | ||
4. | De eeuwige vervreemding | 173 | ||
IX. | TERUGTREDENDE EN OPKOMENDE ELITES | 175 | ||
A. | Terugtredende elites | 175 | ||
1. | Hun grootheid in de liberale periode | 175 | ||
2. | De politieke façade in de Verzorgingsstaat | 178 | ||
3. | De ondernemer | 180 | ||
4. | De ingenieur | 184 |
[pagina VII]
B. | Opkomende elites | 187 | ||
1. | De nieuwe spanning | 187 | ||
2. | Ordehandhaving of planvolvoering | 191 | ||
3. | Natuurlijke of historische elite | 193 | ||
4. | De gronden voor het superioriteitsbesef | 195 | ||
5. | De theemutsgroep | 200 | ||
X. | DE APPARATUUR DER WETENSCHAPPELIJKE ELITE | 203 | ||
1. | Democratie en het apparaat der economische planning | 203 | ||
2. | Wetenschap als bedrijf | 213 | ||
XI. | NAAR EEN ‘POLITIEKE’ SOCIOLOGIE | 219 | ||
XII. | SAMENVATTING | 229 | ||
XIII. | EPILOOG | 237 | ||
NOTEN | 244 | |||
NAMENREGISTER | 266 |
[pagina VIII]
BEREDENEERDE INHOUD
DEEL I. THEORETISCHE KANTTEKENINGEN | ||
Inleiding | 1 | |
I. | UITGANGSPUNTEN
Definitie van elite. Algemene veronderstellingen die er aan ten grondslag liggen: het ordenend beginsel, de onvolmaakte theorie erover, de hieruit voortvloeiende schoolvorming, het historisch kader - indeling van de studie - gerichtheid op eigentijdse problematiek. |
5 |
II. | VOORWAARDEN TOT ELITEVORMING
Historische context van het Europees maatschappelijk denken. A. De spanning tussen zijn en behoren als gangmaker der geschiedenis. Het middeleeuws denken. De Wederdopers. Humanisering van de streefpool. Conservatief en progressief. Veelheid van streefrichtingen. Het eliteconcept als poging tot bundeling of als voorsprong. (Het elitedenken in contrast tot het egalitaire denken. Rousseeau.) Charismatisch leiderschap. Elite als machtsgroep. Elite als begaafde groep. De hier gekozen combinatie. Elitair of egalitair, voorkeur van de auteur. B. Vervreemding. Definitie. Brengt de heterogeniteit die kenmerkend is voor elitevorming. Nevenmogelijkheid: tolerantie. Vervreemding en superioriteitsbesef. Marx. Relatieve en absolute vervreemding. Nietsociologische aspecten van elitevorming. Historische en natuurlijke elite. |
7 |
III. | DE AARD DER INSPIRATIEBRON
Geloof en Wetenschap als inspiratiebronnen. Maatschappelijke bepaaldheid van de keuze. De Openbaring als inspiratiebron. De Wetenschap, Psychologisch-biologische selectie. Spencer. Galton en Pearson. De specifiek begaafden. Het I.Q. Het diploma. Elite der wetenschappelijk gevormden. De anthropologisch-biologische wet. H.S. Chamberlain. Lapouge. Actualiteit van dit type theorie. Het maatschappelijk criterium. Koopman-ondernemer-industrieel. De rol van de economie en van de techniek. De wetenschappelijke elite. Wetenschap in dienst van elites. Overschakeling op elites van wetenschapsbeoefenaars. |
47 |
[pagina IX]
Het klassieke voorbeeld van elitetheorie: Gaetano Mosca. De Heersende Klasse. De man. Het boek. Evaluatie. De bijdrage tot de elitetheorie. | ||
IV. | DE ROL DER ELITE
Conditionering van elites en tegenelites. De opvatting van Pareto. De elite handhaaft de Orde. De man. De algemene theorie. De kringloop der elites. Typering. Evaluatie. De opvatting van Mannheim. De volvoering van het plan. Algemeen. De man. Het theoretische kader. De verlossing van de ideologie. De kansen voor een intellectuele elite. Evaluatie. Mannheim en de Verzorgingsstaat. De opvatting van Geiger. De verkondiging van de Boodschap. Algemeen. De man. Algemene theorie. Elitetheorie. Evaluatie. |
74 |
V. | STRUCTUUR EN UITSTRALING
De begrippen worden aangeduid maar in dit verband niet diepgaand uitgewerkt. Elitegroepen kennen zeer gevarieerde structuren, van bent tot bureaucratie. Vooral de ontwikkelingsfase is bepalend voor de structuur. Daarnaast ook de aard van de inspiratiebron. Fenomenologische schetsen van enkele typen: De Kring, de Salon, de Academie, de Samenzwering, de Partij, het Departement. Uitstraling. Elke elite doet een appèl op haar omgeving. Soms leidt dit tot directe uitbreiding, soms tot afstoting. In vele gevallen ook ontstaat een soort buitenwacht, die bij de elite hoort zonder het te zijn, de theemutsgroep. De behoefte daaraan is in de diverse fasen verschillend. |
112 |
DEEL II. DE ELITE IN DE VERZORGINGSSTAAT | ||
Inleiding | 123 | |
VI. | HET KARAKTER VAN DE VERZORGINGSSTAAT
Definitie Verzorgingsstaat. Behandeling term voor term. Maatschappijvorm, ook al heet het Staat. Het kapitalistisch productiesysteem. De aan de hand gehouden ondernemer. Het collectieve sociale welzijn. Definitie. Terreinen van werkzaamheid der Overheid. Rol der geleide economie. De burgerzin. De maatstaven voor het overheidsbeleid. De rol van het wetenschappelijk advies. De democratische leest. Het toevallig democratische karakter van de Verzorgingsstaat. Labiliteit der democratie. Invloed van semi-politieke elite. De weg naar de Verzorgingsstaat. Korte schets van de ontwikkeling in Engeland. |
124 |
[pagina X]
VII. | DE SPANNING TUSSEN ZIJN EN BEHOREN
Vredigheid van de Verzorgingsstaat. De verstilde Klassestrijd. Politieke consequenties van het nieuwe economische gezicht van de Verzorgingsstaat. Kent de Verzorgingsstaat dan geen eigen politieke spanningen? De consumptiedwang misschien? Al is er geen spanning in, er is spanning om het systeem. Verzwakking van de democratische controle op de Regering. Soms minder mogelijk. Soms minder wenselijk. Vertechnisering van het bestuur. |
139 |
VIII. | VERVREEMDING
Een belangrijk begrip voor de analyse van de huidige samenleving. Ook van de Verzorgingsstaat? Misschien in het consumptievlak. In ieder geval in het kader van geleide samenlevingen. Mogelijk is het daar een overgangsverschijnsel. Vele auteurs zien het als permanent. Deze auteur niet. |
166 |
IX. | TERUGTREDENDE EN OPKOMENDE ELITES
Terugtredend. Ondernemers. Niet als machtsgroep. Wel als elite, als groep met voorbeeldwaarde. De ingenieur is als technicus belangrijker dan ooit. Maar niet langer vanzelfsprekend de paladijn der vooruitgang. Opkomend. Functionarissenelite. Niet altijd grote macht. Meer een soort gardefunctie. Essentieel als de nood aan de man komt. Groei van het apparaat. Exclusief wetenschappelijk inzicht. ‘Natuurlijke’ elite. Kleine theemutsgroep. |
175 |
X. | DE APPARATUUR DER WETENSCHAPPELIJKE ELITE
De behoefte aan eigen voorlichting. De economische sector. Hartog, Democratie en economische planning. Het subjectieve karakter der dienende wetenschap. Overeenkomstige situatie bij sociologie en sociaal onderzoek. Mertons opvatting. Institutionele en wetenschappelijke kaders der sociologie en hun practische bepaaldheid. Discrepantie tussen ethos en structuur. Nadelen der schijnobjektiviteit. |
203 |
XI. | NAAR EEN ‘POLITIEKE’ SOCIOLOGIE
Verpolitiekte wetenschap of apolitiek beleid, een schijnbare paradox. De behoefte van de Verzorgingsstaat aan een positieve relatie tussen beleid en wetenschap. Pluralistisch wetenschapstype. Verzuiling. Politisering van de wetenschap als stimulans voor de democratie. Karakteristieken van een open sociologie. De verhouding open en conflictssociologie. De rol van een historische en pluriforme elite. |
219 |