en klassen, met de bijbehorende mobiliteitsvragen, hebben zelfs een nog directere verwantschap, maar in geen dezer gevallen heeft deze belangstelling geleid tot een brandpuntvorming in de vorm van een meer vaktechnische verhandeling over elites. Er is dan ook, vergeleken met de situatie in andere landen, sprake van een zekere leemte. De aandacht die vele coryfeeën in de sociale wetenschappen elders reeds aan dit onderwerp hebben gegeven, is zelfs zo overvloedig, dat het bijna van slechte smaak schijnt te getuigen hier nog iets aan toe te willen voegen. Lang vóór er sociologie was hadden Aristoteles en Plato, Morus en Machiavelli, Montesquieu en Rousseau, Hobbes en Hume er het hunne over gezegd.
De sociologie vond het onderwerp dan ook reeds als erfstuk in de wieg, en heeft het, dat moet gezegd worden, gretig aanvaard. Het is al dan niet onder de naam elite een paradepaard bij zeer velen, die wij nu als Grand Old Men zijn gaan zien: Saint-Simon, Comte, Pareto, Spencer, Gumplowicz en Marx. Deze gretigheid was niet helemaal toevallig. Het erfstuk kwam vnl. uit de politiek-wijsgerige hoek en de negentiende-eeuwse sociologen bewogen zich veel meer en veel enthousiaster op het terrein der politieke sociologie, dan vele hunner volgelingen zich in onze dagen wel wensen te realiseren. Onmiskenbaar brengen deze sociologen een nieuw element in de discussie; het is niet meer alleen een politieke elite in een politieke wereld, die hen bezighoudt. Naast de staat komt bij hen de maatschappij met een eigen ontwikkeling, die het oude Aristotelische schema een nieuw relief geeft, met dien verstande dat de studie van de maatschappij niet die der staat vervangt; haar bestudering geeft extra verklarende factoren bij de analyse van de ontwikkeling van de Staat.
Naast dit gemeenschappelijke is er, met name bij de vele - na de hiervoorgenoemde komende - auteurs oneindig veel variatie. Sommige blijven zeer vaag over het begrip, andere definieren het zeer eenzijdig, toegespitst op een speciaal onderwerp.
Verenigt men de meest gangbare opvattingen in een soort inventariserende definitie dan zou men, terugblikkend althans, een omschrijving krijgen als:
Elite is de relatief kleine, eventueel georganiseerde maatschappelijke groep die, legitiem of niet, zeggenschap uitoefent, meent uit te oefenen, of meent te mogen uitoefenen over andere groepen, waarmee zij een veelal politieke of culturele relatie onderhoudt. (Deze, als een soort kleinste gemene veelvoud te beschouwen definitie wordt hier als eerste kennismaking gegeven, maar in het verdere betoog vervangen door een meer selectieve.)
De vaste kern, die alle hiertoe bijgedragen hebbende definities gemeen hebben, is nog wel herkenbaar: