| |
| |
| |
V. Structuur en Uitstraling van Elites
The ways of a society are largely fixed by the myths and doctrines of a ruling few. Democracy differs from oligarchy not in the presence or absence of an elite who wield most influence, but in the closed or open, representative or unrepresentative character of the elite. Who these elites are, how they live, what training they get, how they circulate, are among the most significant facts of the history of a society.
H.D. Lasswell
| |
Samenvatting
Structuur. De structuurvormen der elite variëren van de bent tot de bureaucratie. Welke vorm een elite aanneemt, hangt af van de aard van het terrein van haar werkzaamheden en van de fase waarin haar ontwikkeling zich bevindt. Een zestal profielen brengt frequent voorkomende structuren in beeld.
Uitstraling. Elites trachten hun omgeving te beïnvloeden. Sommige buitenstaanders worden opgenomen, andere tot tegenstander gemaakt. Daarnaast is er in dit differentiëringsproces nog een speciale modus, het ontstaan van de niet tot de elite toegelaten, maar er wel mee sympathiserende groep, hier aangeduid als theemutsgroep. Zij kan een belangrijke rol vervullen als wegbereider in de eerste fase. Haar verdwijnen kan voor een elite een teken aan de wand zijn.
In de voorgaande hoofdstukken zijn vnl. die begrippen ontwikkeld, die dienstig kunnen zijn voor de bestudering van elites in de Verzorgingsstaat. Deze begrippen hebben ongetwijfeld een wijdere geldingskracht, dan voor die periode alleen, maar zij zijn toch min of meer geselecteerd met op de achtergrond een streven naar actuele practische bruikbaarheid. Daarmee is echter het apparaat voor een theoretische benadering van het eliteverschijnsel nog geenszins compleet. Teneinde tot een zekere afronding te komen wordt in dit laatste hoofdstuk van het algemene deel nog nader ingegaan op twee begrippen: structuur en uitstraling.
| |
A. Structuur
Elitegroepen kennen zeer gevarieerde structuren, vanaf de meest informele groeperingen enerzijds tot de meest strakke organisaties anderzijds. Het ware niet juist hieruit te constateren, dat het eliteverschijnsel geen eigen
| |
| |
structuurbeginselen zou kennen; het is veeleer de verscheidenheid van rollen en situaties waarin elites verkeren, die ieder voor zich voor de desbetreffende elite vrij dwingende eisen stellen aan de structuur.
Reeds hebben we gezien, dat het motief, van waaruit een elite handelt, zeer verscheiden kan zijn: zij kan handelen naar aanleiding van een Openbaring, op grond van een rasbesef, op grond van een artistiek inzicht, op basis van wetenschappelijke kennis.
Deze elites kunnen in het stadium zijn dat zij nog slechts een Boodschap uitdragen, zij kunnen reeds werken aan de volvoering van een plan of zij kunnen in het stadium zijn aangekomen, waarin het vooral geldt het behoeden van het verworvene. Elke combinatie van motieven en stadia kent haar eigen structuurbehoeften en het is de veelheid van mogelijke combinaties, nog ongeacht de invloed der diverse mogelijke werkterreinen, die uiteindelijk de veelheid van structuren bepaalt.
Zo zal de jonge godsdienstig geïnspireerde elite in haar structuur vaak haar toevlucht zoeken tot een charismatisch leiderschap. De leider is dan de profetische figuur, die door directe uitverkiezing de tekenen verstaat. Groepen, die een elitebesef menen te kunnen ontlenen aan zekere raseigenschappen, zijn over het algemeen niet in staat op grond van een bepaalde hierarchie in raszuiverheid of iets dergelijks een organisatiestructuur te ontwikkelen. Waar de historische situatie dat mogelijk maakt, zal zij berusten op bepaalde, meestal op familiebanden te herleiden stamstructuren, of in andere gevallen bepaald worden door de eisen van een militaire of paramilitaire organisatie. Zijn deze beide vormen niet mogelijk of wenselijk, dan zal - als ook de mogelijkheid van een georganiseerde priesterkaste, die een stamgodsdienstidee tot uitdrukking brengt, afwezig is - geen eigen structuurbeginsel tot gelding komen. Elites, die zich baseren op het bezit van bepaalde wetenschappelijke inzichten en daarmee gepaard gaande, moeilijk in hiërarchie te brengen specialisaties, zullen uitmunten in organisatiestructuren van het staftype. Naarmate zij nauwer bij een direct beleid zijn betrokken zullen deze groeperingen - met hun rijke variaties van commissies, redacties, researchteams en werkgroepen - uit hun midden rapporteurs en secretarissen kiezen, die bepaalde inzichten en richtlijnen doorgeven aan in lijnverband georganiseerde beleidsinstanties.
Tenslotte kan men nog bepaalde artistieke elites onderscheiden, die gezien de aard van hun werkzaamheden in beginsel informele structuren als salons en clubs prefereren, met als voorstadium de stamkroeg en als laatste fase de academie.
Maar deze laatste opmerking duidt reeds op de mogelijkheid, dat binnen elke elitegroep bepaalde ontwikkelingstendenties bestaan, ont- | |
| |
wikkelingen, die naar men mag veronderstellen, over het algemeen gaan van het minder naar het meer georganiseerde, waarbij dan tempo en mate van deze ontwikkeling worden bepaald door omvang, taak en ontvangst der desbetreffende elitegroepen.
Los van een soort ‘Eigengesetz’, dat elke groepering bij een voortgezet bestaan er naar doet streven om tot organisatorische consolidatie te komen, geldt dan ook nog bij vele elites, althans bij de historisch volgroeide, dat zij de trits: boodschapverkondiging, planvolvoering, ordebewaring doorleven, waarbij elk dezer stadia ook weer zijn eisen stelt.
Het eerste stadium vraagt een grote mate van organisatorische openheid, men zoekt volgelingen, of in ieder geval gehoor, en openbaarheid, spontaneïteit en improvisatie dienen de organisatie te kenmerken. In dat stadium zijn de psychologische spanningen onder de elite zelf dikwijls het grootst en de informele structuur kenmerkt zich door grote solidariteit, verkettering van buitenstaanders en emotionele sectevorming. Het Nieuwe Testament biedt in dit opzicht sociologisch bijzonder relevante literatuur.
Voor het derde stadium, dat der ordebewaring is het echter ook bijzonder leerzaam. De elite is dan vaak in een hechte hiërarchie verankerd met bureaucratische trekken. Werfkracht is vervangen door distantiëringsvermogen, de groep is exclusief, esoterisch en leeft volgens een strakke en gedetailleerde regel. Inwendige spanningen worden zo goed mogelijk opgevangen door het creëren van nieuwe posten of het toelaten van au fond toch goed controleerbare suborganisaties.
Stadia en soorten overziende zou men de volgende vrij frequente typen kunnen onderscheiden: een drietal, ideaaltypisch het best te vinden in de artistieke sfeer en een drietal, ideaaltypisch het best herkenbaar op het terrein der politiek.
Hieronder zij hiervan een beeld gegeven op enigszins impressionistische, phenomenologische wijze, verwant aan de beeldyorming, zoals door Warner en Lunt bedreven in hun ‘profiles’ in het eerste deel van hun studie over Yankee City.
| |
1. Artistiek
De Kring. De Kring is het toppunt van informaliteit. Zij heeft geen vast pied à terre, deze of gene zolder of kelder, of een bepaald café, dat spoedig verruild wordt voor een ander. Men vergadert zèlden, men treft elkaar váák. Soms is men kort tezamen, soms uren lang. Men heeft altijd onderwerpen maar nooit een programma. Er zijn centrale en randfiguren, er is een erkende ancienniteit, er bestaan ongeschreven regels, die men per se niet moet overtreden. De Kring wordt gekenmerkt
| |
| |
door een zekere extravagantie: in uren, kleding, als het kan in gedrag of in taal. De extravagantie hangt samen met een neiging zich te willen poneren, men wil anderen wel overtuigen van het aparte en speciale van de Kring. Men is anders, maar niet onwillig om nieuwe leden op te nemen, als die blijk geven qua stijl en prestatie in de Kring te passen.
Over het algemeen is de Kring een mannenaangelegenheid. Vrouwen komen er wel, maar het is dan vaak een bepaald type, dat voornamelijk een decoratieve functie heeft.
De Salon. De Salon is al direct een veel verzorgder vertrek. Het is een kamer in een huis van goede stand en niet zelden treft men er bedienden aan, die jassen aannemen, dranken serveren etc. De sfeer is wel heel informeel, maar de kleding is meer verzorgd en een bepaald minimum aan goede manieren is vereist. Men wordt uitgenodigd om te komen en het is prettig als men even laat weten, als men niet kan. Er zijn ook meer gezette tijden en men maakt het niet àl te laat. Maar voor het overige is alles nog heel informeel. Men praat met wie men wil over wat men wil en men heeft alle vrijheid om zo origineel te zijn als men wil. Originaliteit is zelfs een deugd. Maar het is toch weer iets anders dan extravagantie en ook hier zijn er de ongeschreven regels, die men beter maar niet overtreedt. De salon is ook wel exclusief, men kan niet zo maar iemand meenemen en wat er nu eigenlijk in de salon omgaat weet de buitenstaander niet recht; het is een geliefd roddelobject voor niet-toegelatenen. De salon tenslotte is van iemand, vaak een soort Maecenasfiguur. Over het algemeen is deze bijzonder verstandig en liberaal (anders heeft zijn salon geen lang leven), maar hij/zij heeft toch een vrij gedecideerd gedrag. Het gedrag is ook belangrijk: naast wie hij staat, met wie hij praat is een duidelijke indicatie voor wie wil weten wie de pronkstukken van de verzameling zijn, wie de nieuwe lichten en wie de gedulde uitgespeelden. En wie zou dat niet willen weten? Het is belangrijk, in de salon doet men immers zijn relaties op?
De Academie. De Academie is voor alles een gebouw. Het is van hardsteen en heeft een rez-de-chaussée en een bordes. Er zijn conversatiezalen en sommige hebben zelfs een bar in de kelder. Maar men moet daar de weg heen weten tussen expositie- en vergaderruimten door. Men wordt geconvoceerd op goed papier voor vergaderingen, waar men naar toe moet, vergaderingen die veelal òf saai òf hartbrekend zijn. De leden zijn geordend in een hiërarchie, zij hebben vaste plaatsen aan tafel en soms hebben ze zelfs een speciaal uniform. Wat zij zeggen
| |
| |
wordt op goudschaaltjes gewogen, hoewel het hen eigenlijk weinig deert, wat de goegemeente van hun beleid denkt. Wie eenmaal lid van de Academie is, kan slechts door de dood worden verlost. Maar lid worden is niet eenvoudig. De Academie heeft een lang geheugen en zij weet nog van de weinige keren, dat zij zich heeft vergist. Kalm aan dus maar, de pretendent kan ook nog wel een jaartje wachten. De leden zijn goed en toegewijd, maar de buitenwereld heeft dikwijls weinig begrip, vooral de jongeren zijn wel eens moeilijk. En soms zou men denken, dat er geen goede kunstenaars meer zijn, het wordt elk jaar moeilijker, werkelijk waardevolle nieuwe leden te vinden.
| |
2. Politiek
De samenzwering. Pas het nageslacht zal hen begrijpen. De tijden zijn duister, maar zìj zien het licht. Er moet ingegrepen worden; in ieder geval moet er een daad gesteld worden, er moet een teken zijn, een signaal van een beter weten. Niemand elders weet van de samenkomsten, de betrokkenen kennen elkaar of niet, of door en door. Eén heeft de leiding, hij verdeelt de taken en de anderen gehoorzamen. Hoe lang dit nog goed zal gaan weet niemand, er is slechts het heden en de sprong naar de toekomst. Zij zijn verworpenen, maar zij weten zich uitverkoren. Dat geeft hen de moed tegenover de dreigende dood en gevangenis, zelfs de onderlinge ruzies zijn tegen deze achtergrond onbelangrijk. Solidariteit en gehoorzaamheid voor alles en, voor wie het beleven mag, het leiderschap in de nieuwe wereld van morgen.
De partij. Ofschoon er wel vijftig kamertjes in de voormalige villa zijn is de partij toch te klein behuisd. Gelukkig is de leiding vaak op reis, maar anders was het niet te doen. Door de benauwdheid vallen er wel eens schèrpe woorden, maar over het algemeen is de sfeer kameraadschappelijk. Ook waar de onderlinge verhoudingen in het partij-apparaat wel eens moeilijk liggen en vooral die ouderen, die nog niet weten dat ze uitgerangeerd zijn, wel eens omzichtig benaderd moeten worden, maakt toch de partijsolidariteit veel goed. In naam van de grote voorganger wiens borstbeeld in de nis vertrouwenwekkend op ons neerziet, zijn wij bereid te geven en te nemen. En al liggen langs de organisatielijn de verhoudingen wel eens wat scherp, in de staven is de speelruimte wat groter en hoeft niet voortdurend op de partijdiscipline te worden gehamerd. En men kent elkaar toch wel, verrassingen zijn er niet meer bij, de tijd der samenzweringen is lang geleden. En je zou er toch ook niet uit willen, het is toch niet zo maar een baan bij een baas, je hebt er warempel wel meer in gestoken. En de verhouding met de afdelingen is goed. Het is altijd prettig als er mensen uit de provincie
| |
| |
komen en je kan ze laten zien wat het centrale apparaat van de partij doet. En je hoort toch ook van alles, waar de ‘man in the street’ zo geen weet van heeft. Het is niet zò maar een kantoorbaan, zonder ons zou de politieke situatie er heel anders voor staan!
Het Departement. De Bode heeft al heel wat stukken met ‘Vertrouwelijk’, ‘In handen’ rondgebracht en dat is ook aan hem te zien. Wie het departement betreedt, dient zich aan hem toe te vertrouwen, wie zou anders de weg kunnen en mogen vinden in de tientallen gangen en kamers. Het bloed van het Departement is van papier, dat door bakjes loopt en als de Bode zich vergist, dan ontstaat er trombose. Maar hij vergist zich zelden en is even trouw en toegewijd als de ambtenaren, die zijn uit-bakjes vullen. Zij dienen hun ministers, de goede zowel als de slechte, zij dienen het landsbelang, zij kankeren, maar doen hun plicht. Er is veel in het werk, dat misschien overbodige rompslomp is, er zijn vaak chefs, die te conservatief of te onberaden zijn, de kamerleden zijn soms ondeskundige dwarskijkers, de ministers een enkele maal eigenwijs, maar dat alles neemt niet weg, dat het departement in zijn geheel redelijk functioneert en verantwoordelijk is voor het landsbelang in deze sector der samenleving. Natuurlijk zijn er ouderen, waarvoor men zou wensen, dat het pensioen wat eerder kwam en jongeren, waarvan men niet begrijpt, waarom zij zo snel moeten opklimmen. Maar men wordt gewaardeerd in zijn werk (ook al blijkt dat niet altijd uit het gratificatiebeleid). Men kan terug zien op een zich gestadig ontwikkelende carrière, men is overtuigd, op zijn gebied een nationale sleutelfiguur te zijn. En de betrekkingen met de buitendienst zijn goed, men heeft de mensen goed in de hand en ook het interne apparaat, al is het onderbezet, heeft in de loop der jaren door een verstandig doorgezet beleid, zich tot hogere efficiency opgewerkt. Plotselinge bezuinigingen en de dwarsdrijverij van bepaalde afdelingen van verwante departementen zijn
vervelend, maar men raakt er aan gewend en stemt de begrotingstechniek er op af. En als er nog eens een crisis komt dan weet men wie het laatst lacht, het particuliere bedrijfsleven kent geen vaste aanstellingen, maar de ambtelijke dienst wel.
| |
B. Uitstraling
Elke elitegroep staat in wisselwerking tot haar omgeving. Het speciale karakter der elite geeft deze communicatie een eigen kleur. In alle gevallen toch is de elite een zich als superieur stellende groep, die een stellige opdracht heeft te volbrengen. De ene maal treedt dit karakter duidelijker naar voren dan de andere, maar het is altijd aanwezig. Deze
| |
| |
stellingname beklemtoont het gerechtvaardigd anders zijn der elite. Deze houding, dat appèl kan men wel haast zeggen maakt het voor de aangesproken buitenstaanders vrijwel ondoenlijk om neutraal te reageren. Waar dit wel gebeurt, hebben met name culturele elites het oordeel snel klaar: de niet-geïnteresseerden heten bij hen dan ‘massa’ of ‘horde’. De elite stimuleert haar publiek tot kleur bekennen, zij het dat het komt tot een min of meer radicale verwerping, zij het tot een aanvaarding in enigerlei vorm. Deze aanvaarding is het nu, die om een nadere bestudering vraagt. Enerzijds kan er sprake zijn van een directe en volledige aanvaarding van nieuwkomer en elite over en weer. Dan is de elite simpelweg met een nieuw lid uitgebreid. Anderzijds is het mogelijk, dat iemand vrij platonisch verklaart, met de doeleinden der betrokken elite in te stemmen, maar er verder niet existentieel bij betrokken geraakt. In de practijk ziet men echter tussen deze twee uitersten een tussenvorm optreden. Het optreden van een elite kan namelijk zo uitdagend zijn, dat een verklaring van sympathisering al gauw meer is dan een platonische uitspraak, maar meer neigt tot het ‘zich bekennen tot’. Maar de elite, op haar beurt, kan aan haar leden zulke eisen stellen, dat niet alle sympathiserenden direct opneembaar zijn.
Er ontstaat dan een soort buitenwacht, die bij de elite behoort, zonder de elite te zijn. De Engelse term responsegroup is hiervoor de beste aanduiding.
Als Nederlandse termen zou men kunnen denken aan echogroep of gestimuleerde groep, maar daarbij komt nog iets te weinig tot uitdrukking, dat de response-group een positieve taak heeft t.o.v. de elite. Het is misschien een wat erg huiselijk beeld maar de relatie wordt eigenlijk het best uitgedrukt door de term theemutsgroep. De elite is de motorische groep, die de warmte afgeeft, maar de theemutsgroep maakt dat de warmte niet vervluchtigt en geeft haar zo nodig zelfs terug. (Men denke aan een groep jongeren rondom een kleine elite, een groep, die eerst vooral consumptief is en hoogstens bewondering produceert, maar op de duur meer volwassen en geaccepteerd raakt en op zijn minst een soort barometerfunctie vervult).
Elke elite heeft haar min of meer geïnstitutionaliseerde theemutsgroep. Bij artistieke elites is die betrekkelijk klein en is de relatie nogal vrijblijvend. Een kring van ‘Gebildete’, in Geigeriaanse zin, is zeer positief te waarderen, maar artistieke elites zullen toch graag pretenderen, dat zij elke vorm van publiek verachten en voldoende response ontlenen aan de onderlinge discussie. Voor politieke elites ligt de zaak al spoedig minder eenvoudig en zal om allerlei redenen gewerkt gaan worden aan het doen ontstaan van een theemutsgroep, al is het in vele
| |
| |
gevallen maar als concessie aan de democratische entourage waarin politieke elites verplicht kunnen zijn te werken.
Is deze er niet en is de elite b.v. een natuurlijke en ordehandhavende elite, dan is de theemutsbehoefte nog betrekkelijk gering. Zij zal zich hooguit demonstreren in het onderhouden van goede relaties met de bezetters van verwante sleutelposities en met beïnvloeding van bepaalde vormingscentra, ter garandering van een in de stijl passende opvolging.
Een zich zelf als historisch stellende elite in de fase der Boodschapverkondiging daarentegen heeft een grotere behoefte aan een theemutsgroep. Aan de ontwikkeling van deze groep, kan zij zien in hoeverre zij succes heeft, zij ontleent er extra zelfvertrouwen aan en kan via haar waardevolle adviezen ontvangen, natuurlijk niet over de aard der Boodschap, maar dan toch wel over de wijze waarop die het best gebracht kan worden.
Deze grotere behoefte aan response bij nieuwe politieke elites, kan zelfs een zeer eenzijdige invloed hebben op de interne ontwikkeling. De theemutsgroep kan zich nl. tot een zo veeleisende voorwaarde ontwikkelen, dat haar verzorging een groot deel der beschikbare energie gaat opslorpen. Vanzelf ontstaat dan de neiging om de contacten met de theemutsgroep te automatiseren, om zo elders meer energie vrij te houden. Deze automatisering leidt tot het opbouwen van een organisatie en voor zij het weten zijn de vaandeldragers der nieuwe elite organisatiefunctionarissen geworden. Wat de gevolgen van een dergelijke vroegtijdige organisatorische stolling zijn voor de ontwikkeling van de meegebrachte dogmatiek zou een interessant onderwerp zijn voor een monografische studie.
Het is wel duidelijk dat de eigen aard der elite, haar structuur en haar opdracht verregaand het communicatiepatroon met de theemutsgroep beïnvloeden.
Het is daarom echter niet onmogelijk dat er ook een soort wetmatigheid zou bestaan, waarlangs elk communicatiepatroon elite-theemutsgroep geneigd zou zijn zich te ontwikkelen. D.w.z. indien een elite zich ontwikkelt van oppositie tot machthebber dan ligt het voor de hand te veronderstellen dat in het initiële stadium de relatie gekenmerkt wordt door het begrippenpaar inspiratie - bewondering. Is een elite eenmaal gezeten, dan komt daarbij een relatie gezag - traditie, terwijl als de inspiratie - bewondering relatie inmiddels is uitgewerkt in de nadagen zelfs een dwang - angst relatie kan ontstaan. In dat geval hoeft het eind der elite nog niet nabij te zijn, maar dan is het wel spoedig afgelopen met de theemutsgroep, die dan haar mogelijkheid tot response snel verliest.
| |
| |
De waarde van een dergelijke theemutsgroep wordt door alle auteurs over elites beklemtoond. Mosca spreekt reeds over de waarde der subelite, maar vooral Mannheim en Geiger hebben zich verdiept in het probleem hoe, zich afzettend tegen bepaalde massa-dreigingen, in een moderne samenleving dergelijke groepen zouden zijn te scheppen. Het merkwaardige is n.l., dat zij moeilijk zijn te organiseren. Indien men een dergelijke groep gaat vastleggen in een partij of in een bureau, dan verliest zij veel van haar spontanëiteit en van haar informele contacten.
De inspiratie - bewondering relatie is het beste contact, dat een elite kan hebben en dat werkt dan het best in de losse sfeer van een kring, salon of club.
Maar het lijkt onmiskenbaar dat een dergelijke situatie veel eerder optreedt bij jonge elites, dan bij gevestigde groepen. Men is dan ook geneigd te veronderstellen dat het elitekarakter zoals het hier is gedefinieerd het duidelijkst optreedt bij nieuw-optredende, maatschappelijk nog niet geheel geaccepteerde groepen.
Dat daarom nog wel een geheel ander type van elite mogelijk is moge blijken uit de behandeling van de groep, waaraan het tweede deel van deze studie is gewijd. |
|