De elite in de verzorgingsstaat
(1962)–P. Thoenes– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |||||||||||||
SamenvattingVan de vele mogelijke rolcategorieën zijn hier de genetische voor een meer gedetailleerde studie gekozen. Het brengen van de Boodschap, de verwezenlijking van het Plan en de handhaving van de Orde. Aan iedere fase is een korte beschouwing gewijd, maar het zwaartepunt valt op de evaluerende behandeling van drie auteurs: Pareto (Orde), Mannheim (Plan) en Geiger (Boodschap) die zich dus elk vooral voor één dezer fasen hebben geinteresseerd. Een elite is een deelgroep, die in de samenleving een bepaalde zending heeft te vervullen. In historisch verband gezien, leidt dit er toe haar optreden in drie fasen te verdelen:
(Een andere voor de hand liggende, door Mannheim gebruikte verdeling is b.v. die naar de aard der zending: een politieke elite, een religieuze elite, een culturele elite. Vooruitlopend op de problematiek van het tweede deel, wordt hier de indeling gebaseerd op het genetisch aspect. | |||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||
In verband met de historische volgorde der als typerend behandelde auteurs is daarbij begonnen met wat eigenlijk logischerwijs achteraan had moeten komen: de elite als ordehandhaafster.) Dit optreden wordt hier behandeld onder de titel: ‘De rol der elite’. Met name Geiger, de derde in dit hoofdstuk der behandelde auteurs zou waarschijnlijk de voorkeur geven aan de titel: ‘De functie der elite’. Hier is zeker iets voor te zeggen, indien de aanwezigheid ener elite als iets vanzelfsprekends gezien wordt. De term rol is hier in laatste instantie toch maar aangehouden, om te beklemtonen, hoezeer het optreden van een elite gezien wordt als een door een groep op eigen verantwoordelijkheid verrichte stap. Een functie is meer iets, dat er van nature is en verricht moet worden, een rol is meer een zelfgegeven beantwoording van een ervaren uitdaging. De term - ‘rol’ - beklemtoont voor de elite, wat Beerling bij de behandeling van het begrip Vervreemding heeft gezegd: ‘De mens - kan men zeggen - is als het nog-niet-vastgestelde wezen in de scheppingsorde, vrijgelaten om langs omwegen op zichzelf toe te komen’. | |||||||||||||
A. De handhaving der bestaande orde§ 1. AlgemeenElke samenleving wordt gekenmerkt door een bepaalde orde. Er is een aantal beginselen, wetten, conventies of regels, die het inter-menselijk verkeer bepalen en die in hun eigenheid het specifieke karakter van elke samenleving bepalen. Karakteristiek voor de Westerse samenlevingen, waarmee het sociologisch denken zich heeft bezig gehouden is, dat deze gestelde orde vrijwel nooit een rustig, onomstreden, vanzelfsprekend, historisch bestaan heeft geleid. Zelfs als gevestigde orde heeft zij gezocht naar theoretische en practische verankeringen, die haar zekerheid konden vergroten. Vanuit deze noodzaak heeft de groep, die met de handhaving der bestaande orde was belast, in bepaalde situaties getracht, een extra zekerheid te scheppen, door zichzelf te stellen als een elite en deze stellingname te funderen door een elitetheorie. Welke omstandigheden begunstigen nu het zich ontwikkelen van eliteopvattingen bij een groep, die met de handhaving der bestaande orde is belast?
| |||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||
Deze laatste voorwaarde is dan tevens het eerste kenmerk van een elite als handhaafster der bestaande orde.
Een tweede kenmerk is, dat zij veeleer geneigd is zichzelf te zien als een natuurlijke dan als een historische elite. Een historische elite is een elite, die zichzelf een eenmalige taak stelt en na vervulling van die taak verdwijnt. Een heersende elitegroep, die zich zelf als een historische elite stelt, propageert daarmede haar eigen aftreden; zij roept daarmee haar eigen nadagen op. Voorzover haar taak bestond in het brengen van een boodschap of het volvoeren van een plan, is die taak per definitie immers reeds verricht, de bestaande orde is de gewenste orde. Haar taak is hoogstens handhaving en perfectionering. Als gezagsbasis is dit een weinig geslaagd gegeven. Veeleer ligt het voor de hand, dat de heersende elite zichzelf stelt als de groep, die van nature geschikt is, in de bestaande orde de gang van zaken te regelen. De bestaande orde wordt dan gezien als de uitdrukking van een boven-historisch gegeven en de elite als de draagster van a-historische | |||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||
superieure eigenschappen, die haar bijzonder geschikt maken, deze natuurlijke orde te bestendigen. In de theocratische vorm hiervan schuwt men de profeten, maar beschut men de priesters. Het derde kenmerk van deze soort elite is dan ook de honorering van gelegaliseerde psychologische kwaliteiten door passende statusverlening in het systeem. Tenslotte zij nog aangegeven hoe een ordebewarende elite haar karakter kan vormen in dialectische tegenstelling tot een zich als elite stellende oppositie. Een oppositionele elite kan slechts haar eigen superioriteit waar proberen te maken, door te verklaren, dat het systeem achter de bestaande orde verouderd, onjuist of onzedelijk is. Zij drukt hiermee de heersende groep een bepaald odium op. Indien de heersende groep hiertegen een verweer zoekt, wordt zij door de aard van het oppositieprogramma gedwongen de aantijging van inferioriteit te ontzenuwen. Indien haar positie solide genoeg is, kan zij een gematigde houding aannemen, zij kan zich een zekere tolerantie permitteren. Zodra de oppositie echter zo sterk wordt, dat het bestaan en de opvattingen der heersende groep ernstig bedreigd worden, dan wordt deze tot een meer strijdbare houding gedwongen. Zij ziet zich dan vaak genoodzaakt, de aantijging van inferioriteit te ontzenuwen, door aan te gaan tonen, dat zijzelf in feite de draagster van een superieure instelling is. De oppositionele elite heeft dan door haar activiteit bij de heersende groep het karakter van tegenelite in het leven geroepen. Waar deze heersende (tegen-)elite de taak heeft, een verworven machtspositie te verdedigen, zal zij over het algemeen een conservatief karakter hebben. Zij zal de bestaande orde als de natuurlijke voorstellen en voor zichzelf de rol opeisen van een natuurlijke elite. De rol van de Jezuietenorde in de contra-reformatie zou een interessant studieobject zijn als concreet voorbeeld van een dgl. contra-elite. | |||||||||||||
§ 2. Pareto, de eeuwige status quoIn het Marxistische denken moet de heersende groep in de kapitalistische samenleving het bijzonder zwaar ontgelden, zij is in alle opzichten het tegendeel van een elite. In feite is zij daar niet veel meer dan een groep uitbuiters, die haar oneerbare practijken tracht te rechtvaardigen door zich te beroepen op eenzijdige en onware opvattingen, de z.g. ideologie. Het systeem, dat zij tracht te handhaven is bovendien door haar eigen onvolmaaktheden ten ondergang gedoemd, de heersende klasse is haar eigen doodgraver. Nog sterker, het gehele bestaan van een heersende klasse als zodanig is een onnatuurlijke zaak, een historische | |||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||
fase, die haar einde vindt met de liquidatie van de dictatuur van het proletariaat. Door deze radicale stellingname heeft Marx min of meer automatisch de programmapunten aangegeven, waarop de critiek op het Marxisme zich bij de aangevallenen zou gaan richten. Bijzonder belangwekkend is deze critiek in de opvattingen van Mosca en Pareto. Zij zijn namelijk bereid met Marx mee te gaan in de ontmaskering der burgerlijke ideologie, die ideologie, die slechts in schijn de verwezenlijking der theologische opvattingen van het Christendom, der politieke opvattingen van Rousseau, der economische denkbeelden van Adam Smith is. Maar daarvoor in de plaats geven zij in hun elitetheorie het burgerlijk denken en de burgerij een nieuwe theoretische structuur en wetenschappelijke fundering, die de heersende klasse van het Marxistisch odium bevrijdt en haar bestaan tot uitdrukking van een te allen tijde geldende natuurwet maakt. Beide auteurs ontwerpen een in wezen conservatieve theorie, waarin de heersende klasse per definitie de natuurlijke elite is. Over Pareto, als de meest consequente vertegenwoordiger van deze denkwijze, zal hieronder nader worden uitgeweid. Wat hij uit het Europees verleden ten offer meent te moeten brengen, is waarlijk niet gering. Maar benauwender is wellicht, dat niet alleen het verleden op het altaar der wetenschap wordt geofferd, de toekomst wordt het evenzeer. Voor een orde-handhavende elite is bij hem Polaks voorspelling vervuld en de toekomst blijkbaar reeds verleden tijd. De man. De familie Pareto behoorde vanouds tot de Genuese patriciërs. Het markiezaat, dat hen sierde, was een betrekkelijk recente aanwinst, uit de Napoleontische tijd. Vilfredo werd te Parijs geboren (1848), waar zijn vader, verwoed voorvechter voor de Italiaanse onafhankelijkheid, toen in ballingschap vertoefde. Van huis uit krijgt Pareto dus een grote politieke belangstelling mee. Hij gaat echter niet direct actief in de politiek, maar studeerde voor ingenieur. Als ingenieur komt hij in 1874 bij de spoorwegen en via de bedrijfsleiding daarvan in direct contact met economische en indirect met politieke en sociale kwesties. De ambtelijke loopbaan bevalt hem slecht; hij gaat publiceren over economie, maar de Italiaanse universiteiten haasten zich niet, hun poorten voor hem te openen. Vandaar dat hij in 1893 tenslotte een benoeming aanvaardt aan de universiteit van Lausanne. Hij is dan al een verbitterd man. Het is hem duidelijk, dat Italië zich de nieuwe vrijheid niet waard heeft betoond. Als econoom verfoeit hij de staatsinmenging in de Italiaanse economie, als politicus verafschuwt hij de schijnpolitiek van president Depretis en zijn vriendjes. | |||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||
Niet minder dan bij Mosca doortrekt deze politieke verbittering zijn uitspraken op sociologisch gebied. In alle opzichten is hij echter radicaler. Geen wonder, waar Italië hem noch in de politiek, noch in de wetenschap de erkenning gaf, waar hij recht op meende te hebben. Het Italië waarheen hij terugkeert, is dan ook het Italië van Mussolini, dat zijn politieke denkbeelden in de strijd tegen de burgerlijke democratie maar al te gaarne aanvaardde. Hoe positief de relatie zijnerzijds geweest is, schijnt niet meer vast te stellen. Zijn overlijden in 1923 was vroeg genoeg, om hem voor een al te definitieve identificatie te vrijwaren. Het lijkt waarschijnlijk dat ook hij niet onverdeeld gelukkig geweest zou zijn met de wijze, waarop in zijn vaderland zijn politieke beginselen in practijk werden gebrachtGa naar eind1.
De algemene theorie. In zijn aanval op de bestaande theorie (waarbij vooral Rousseau, maar in zekere zin ook Marx het moet ontgelden), stelt hij dat:
In positieve termen krijgt deze theorie de volgende vorm:
1. Er zijn logische en onlogische daden.
Logische daden brengen de ‘dader’ naar het beoogde doel, onlogische doen dat niet, of slechts schijnbaar. De logische daad is het resultaat van de toepassing van adequate middelen, de onlogische daad is het resultaat van de toepassing van middelen, die in de ogen van de toepasser of toeschouwer inadequaat blijken te zijn. 2. Het maatschappelijk gebeuren valt vrijwel geheel binnen het terrein der onlogische daden. Het heeft dan ook weinig zin, naar logische interpretatiesystemen te zoeken; in laatste instantie zal een dergelijk stelsel altijd falen, omdat het maatschappelijk handelen in feite niet door de Rede bepaald wordt. 3. Voorzover men verklaringsgronden zoekt, liggen die in het vlak der psychologische instincten. Een zekere mate van empirische indeling is hier nog wel mogelijk. Pareto geeft daarvoor dan ook een indeling | |||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||
van onlogische daden, gebaseerd op het bestaan van bepaalde ‘sentimenten’. Deze sentimenten of instincten - Pareto noemt ze residuen - zijn grondgegevens. Zij zijn niet herleidbaar tot laatste oorzaken, niet verklaarbaar uit andere gronden, zij zijn de axiomatische beginselen, waarop zijn systeem berust. Hij onderscheidt er een zestal, waarvan in dit verband alleen de eerste twee van belang zijn, het combinatieinstinct en het beklijvingsinstinct. Het combinatieinstinct (Residu I) is een dynamisch element, gericht op het samenbrengen van elementen, die voordien gescheiden waren, het beklijvingsinstinct (Residu II) is een statisch element, gericht op het bijeenhouden van door het combinatie-instinct geschapen verbandenGa naar eind2. 4. Ofschoon de ontwikkeling van de samenleving (zo er al van een ontwikkeling gesproken zou kunnen worden) in feite bepaald wordt door de interactie, die ontstaat door door deze sentimenten in het leven geroepen daden, is met de opsomming van residuen de theorie nog niet compleet.
De mens heeft er blijkbaar nooit genoegen mee genomen, zijn daden zonder meer te stellen als een uitvloeisel van zijn sentimenten en heeft gezocht naar een objectieve rechtvaardiging. Het zijn deze rechtvaardigingspogingen, die zijn uitgekristalliseerd in religieuze en morele en quasiwetenschappelijke systemen en voorschriften. Al deze rechtvaardigingen zijn echter slechts schijnrechtvaardigingen - ideologieën, zou Marx zeggen. Pareto noemt ze ‘derivaten’ en hij wordt niet moe, aan te tonen, dat al deze derivaten niet meer zijn, dan slechtvermomde residuenGa naar eind3.
De kringloop der elites. Wij komen nu tot het deel van Pareto's opvattingen, dat van direct belang is voor ons onderwerp. Reeds in het eerste deel van zijn Trattato brengt hij de elite ter sprake: Ieder volk wordt geregeerd door een elite, door een verkozen element van de bevolkingGa naar eind4. Hierop komt Pareto nu in het laatste deel terug en zegt hij Mosca na: Op zijn minst kunnen we de maatschappij verdelen in twee lagen, een hogere laag die gemeenlijk de regeerders omvat, en een lagere, waarin men gewoonlijk de geregeerden vindtGa naar eind5. Daarnaast echter wordt een ander elitecriterium ter sprake gebracht en wel veel nadrukkelijker dan dit bij Mosca het geval is. Hij stelt, dat het mogelijk moet zijn om alle mensen in hun ‘branch of activity’ | |||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||
een cijfer te geven voor hun prestatie. Men kan dit doen met staatslieden, kunstenaars, geleerden, met dieven en groenteboeren. ‘Laat ons nu een aparte klasse maken van de mensen met de hoogste cijfers in hun “branch of activity” en die klasse noemen we dan elite’Ga naar eind6. Verder verdelen we die klasse in twee sub-klassen: Een regerende elite, waaronder die personen, die direct of indirect een aanzienlijk aandeel in het bestuur hebben en een niet-regerende elite, die de rest omvatGa naar eind7.
De schijnbare tweedeling elite - niet - elite is dus een vierdeling:
Het zijn nu de groepen 2 en 3, die blijkbaar verantwoordelijk zijn voor de maatschappelijke dynamiek, die de kringloop der elites in beweging zetten. Immers: Onze speciale aandacht geldt nu (1), wat de interne situatie in de groep betreft; de verhouding tussen de totaalomvang van de groep en het aantal personen die in naam lid zijn, maar niet de kwaliteiten voor een effectief lidmaatschap bezitten; vervolgens (2) waar sprake is van meerdere groepen, op welke wijze de overgang van de ene groep naar de andere geschiedt en de intensiteit van die beweging - anders gezegd, de snelheid van de kringloopGa naar eind9. Voor Pareto is het heersen een genoegen, dat niemand graag opgeeft. Zo men de macht al overgeeft, dan toch liefst via vererving. Het probleem hierbij is, dat de zoons niet altijd de kwaliteiten van de vader hebben. Na enkele generaties bestaat de heersende klasse voor een groot deel uit niet meer bekwame personen. Dit leidt tot een verschuiving in de elitesamenstelling, eventueel langs gewelddadige weg. Bekwame niet-regeerders worden regeerders, niet-bekwame regeerders verdwijnen. Terwijl er nu bij de overerving sprake is van een opschuiven van personen, is er bij de laatste vorm ook een verandering van ideeën. Er bestaan n.l. twee soorten heersende groepen - een gevolg van een verschil in psychologische eigenschappen:
Door het biologisch niet feilloos werkende verervingsstelsel wordt elite type II op de duur geïnfiltreerd door type I. Het type I wordt op de | |||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||
duur te humanitair, een nieuwe elite type II verschijnt en verdrijft de elite type I. Pareto is er niet geheel ongevoelig voor, dat deze circulatie andere dan biologische oorzaken kan hebben. Hij duidt dit echter aan, zonder er iets van uit te werken. Centraal staat bij hem het biologisch gefundeerde decadentiebegrip, dat de elites doet tuimelen. Een bewijs ervoor, dat dit proces inderdaad de allesverklarende grondvorm is voor de kringloop der elites geeft Pareto niet. Een aantal geinspireerde voorbeelden uit de Italiaanse geschiedenis moeten ons van de algemene geldigheid van dit principe overtuigenGa naar eind10.
Typering. Voor een nader begrip van Pareto's opvattingen, dient men twee feiten voor ogen te houden:
Het is dan ook geen wonder, dat hij voor alles poogt, voor de sociologie tot enkele simpele en heldere grondbeginselen te komen, in de stijl van het natuurwetenschappelijk denken. Slechts in deze trant is voor hem wetenschap bestaanbaar. Terzelfdertijd realiseert hij zich echter, dat een dergelijke logische wetenschap slechts hanteerbaar is in een kader van verschijnselen, die inderdaad aan een zekere logica zijn onderworpen. Voor hem echter is de wereld van het maatschappelijk gebeuren voornamelijk het schouwtoneel van onlogisch handelen. Zijn voornaamste verwijt aan de bestaande sociologische theorieën is dan ook, niet dat zij verzuimd hebben een logisch systeem te ontwikkelen, maar dat zij getracht hebben logica te vinden, waar die niet was. Hun explicatiesystemen zijn schijnsystemen, derivaten, geplakt op een wereld die in wezen dergelijke rationele bindingen niet kende. | |||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||
Pareto ziet echter wel in, dat deze derivaten niet alleen maar een studeerkamer-bestaan hebben geleid. Zij zijn niet alleen de interpreteerders, maar ook de makers der maatschappijgeschiedenis. Niettemin zijn zij voor hem slechts afgeleiden begeleidingsverschijnselen. Het zijn onwezenlijke drogbeelden, die geen basis kunnen vormen voor een wetenschappelijk systeem, dat de samenleving in zijn harde kern analyseert. Pareto ontkent dus niet, dat op een bepaald niveau het maatschappelijk gebeuren gezien kan worden als een strijd tussen zijn en behoren. Wat hij echter stelt, is dat dit niveau niet essentieel is. Het is slechts een verwarrende en misleidende bovenlaag, waarin de theorievorming is blijven hangen. Stoot men daar doorheen, dan bereikt men eerst het niveau, waar een wetenschappelijke aanzet mogelijk wordt. Die aanzet is dan echter niet meer op het terrein, dat tot dusver sociologie genoemd is. Zij werkt met psychologische, eventueel zelfs biologische gegevenheden. Hier in het rijk der eeuwige residuen, ligt de mogelijkheid, tot een waar wetenschappelijk inzicht te komen. Het is vanuit deze visie, dat Pareto moet concluderen, dat de geschiedenis geen zin heeft In ieder geval kan er nooit iets nieuws gebeuren, het begrip ontwikkeling is een fictie, een drogrede, waarmee een groep met bepaalde residuën behepte individuën, tracht zijn driften te rationaliseren en zijn inzichten te doen zegevieren over groepen met een andere psychologische structuurGa naar eind12. Loopgraaf en barricade, kruis en brandstapel, harnas en boetekleed, zijn voor Pareto slechts zinloze attributen in een bedroevende of lachwekkende vechtpartij zonder zin of doel. Tot deze conclusie gekomen zijnde, zou Pareto een streep kunnen zetten onder zijn sociologische overpeinzingen. De samenleving is een zinloos ding en daarmee is de wetenschap van de samenleving het evenzeer. Deze uiterste consequentie heeft hij echter niet getrokken. Voorzien met de machtige wapens uit zijn psychologisch-biologisch arsenaal, keert hij nog eenmaal terug in de wereld, die hij een wetenschappelijk herkenbaar ordenend beginsel ontzegde, maar die hem te zeer fascineerde, dan dat hij haar niet alsnog in de greep van een theoretische visie wilde vangen. In de wereld van het historisch schijngebeuren, is er toch één fenomeen, dat constant is, een basisgegeven, dat zich voor wetenschappelijke interpretatie zou kunnen lenen: Er is altijd een heersende groep, die alle anderen aan haar wil onderwerpt. Met de introductie van deze elite verlaat Pareto de besloten wereld van de residuen. Een elite is een maatschappelijke groep, een structuurgegeven, een sociologisch begrip. Als Pareto moet verklaren, hoe het bestaan van elites in een samenleving mogelijk is, keert hij echter | |||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||
onmiddellijk terug naar de psychologie: de mensen zijn nu eenmaal niet gelijk, in bepaalde situaties en opzichten zijn sommige capabeler dan andere en die capabelere nemen dan de leiding. Maar deze verklaringsgrond helpt hem niet, als hij nu nog een stap verder wil doen. De elites leiden namelijk niet het tevreden en verzekerde bestaan, dat hun psychologisch overwicht hun schijnt te garanderen. Integendeel, zij moeten zich handhaven tegenover andere groepen, die blijkbaar ook elitepretenties hebben. Vanwaar dan deze strijd van zich onder verschillende postulaten scharende groepen? Om dit te verklaren duikt Pareto nog éénmaal in zijn psychologisch arsenaal. De strijd tussen elitegroepen is niet anders dan het conflict tussen groepen individuën, met een verschil in psychologische instelling, sommige overwegend gezegend met een combinatieinstinct, andere met een beklijvingsinstinct. Beide groepen wisselen elkaar met monotone regelmaat af en het is deze cirkelgang, die dan in feite het wezen uitmaakt, van wat men dan, al met al, de geschiedenis der samenleving zou kunnen noemen. Zo er al een dynamisch element is, dan is dat van biologische aard; elites degenereren en daardoor vallen zij ten prooi aan levenskrachtigere groepen. | |||||||||||||
§ 3. EvaluatieMen kan trachten het Duizendjarig rijk te brengen en de geschiedenis te beëindigen door, gelijk de Wederdopers pretendeerden, de werkelijkheid op te heffen naar het ideaal. Men kan ook de dialectiek der ontwikkeling willen stop zetten, door het opheffen van de andere pool, door de ontkenning van het ideaal. De geschiedenis is dan niet meer de pelgrimstocht der mensheid, maar een comedy of errors. De samenleving is dan een dwangrelatie, waarin de sterkeren de zwakkeren hebben gebracht. Zij heeft geen historische zin, zij is slechts de uitdrukking van een psychologische natuurwet, die van de uitbuiting der zwakkeren door de sterkeren. Het is deze visie, die door Mosca nader is uitgewerkt en waarvan Pareto de meest complete vertegenwoordiger is. Plaatst men zich op dit standpunt, dan verliest elke maatschappijwetenschap goeddeels haar zin. Technisch gesproken kan zij geen eigen categorieën ontwikkelen. Elke poging om een maatschappelijk proces te interpreteren, moet n.l. direct terug gebracht worden tot een vertaling van individuele, psychologische machtsinstincten. Elke maatschappelijke geleding is niet meer de uitdrukking van een historische fase, maar van een ongelijkheid in persoonlijke capaciteiten. Goed, er mag dan wel eens een fluctuatie zijn in de samenstelling der heersende groep, iets essentieels is daarmee niet gebeurd; voor zover | |||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||
men dit geschiedenis wil noemen, is het slechts de geschiedenis van een biologisch degeneratieproces, waarbij de natuur zich haast, zichzelf te corrigeren. Waarom trouwens, en dit is wellicht een belangrijker argument, zou men zich nog langer vermoeien met maatschappijwetenschap? Wat te doorgronden is, is in de gegeven theorie doorgrond en alles, dat men verder maatschappelijk gebeuren wenst te noemen, is nog slechts een schijngebeuren. Hoogstens kan men door nadere uitwerking komen tot de kennis van meer gedetailleerde systemen van sociale actie, maar dit betekent slechts het nog steviger smeden van de natuurwetenschappelijke ketenen, waarbinnen het menselijk handelen is genoopt, zich te bewegen. De betrekkelijke zinloosheid van deze benadering is evident. In feite is het een vorm van maatschappijwetenschap, die zichzelf opheft. Niet alleen doordat ze de wortels van het denken over de samenleving buiten die samenleving als zodanig plaatst, in het psychologische of biologische vlak. Maar vooral door de vroege fase waarin zij dit doet. Zij kan trachten enkele basisinzichten over de samenleving te formuleren, maar snijdt zich daarna elke mogelijkheid tot nader inzicht af, door over te springen op een biologische of psychologische interpretatie. Elk veranderingsproces is voor haar een schijnproces. Wat men haar ook vraagt, over politieke revoluties, over het opkomen en vergaan van culturen, over industrialisering of technische ontwikkeling en hun maatschappelijke consequenties, over de groei van nieuwe samenlevingen in voormalige koloniale gebieden, over de veranderingen in de agrarische samenleving of in het gezin, over de overgang van de liberale periode naar de Welfarestate - zij kan slechts antwoorden: dit is het resultaat van de strijd tussen sterk en zwak en wat sterk en zwak is, wordt bepaald door een onbeïnvloedbare biologische ontwikkeling. Men hoeft niet te bediscussiëren of deze visie juist is, om te kunnen concluderen, dat zij weinig interessant is. Zij mist te enen male de instrumentatie, die het ons mogelijk maakt, te herkennen, wat onze eigen cultuur haar gezicht heeft gegeven en wat haar speciale bestemming zou kunnen zijn. Daarenboven heeft deze gehele opvatting, die oprecht tracht, een wetenschap van het zijnde te zijn, zonder het behoren in haar visie te betrekken, in de practijk der maatschappelijke vormgeving een onverwacht effect. Deze poging toch, de geschiedenis der samenleving te interpreteren en daarbij de rol van streefidealen als dynamische factor buiten beschouwing te laten, maakt haar automatisch tot slachtoffer van allen, die haar als middel gebruiken tot legalisering der bestaande situatie. De wetenschap legaliseert hier de denkwijze, die elke gewilde verandering als zinloos ziet. Alleen het bestaande is immers werkelijk en | |||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||
elk streefideaal een zinloze illusie. Het benauwende hierbij is, dat deze visie niet de spanning tussen beide polen opheft, maar deze bevriest. De feitelijke samenleving, waaraan die visie haar inzichten ontleent en waarin zij wordt toegepast, vloeit n.l. over van ethische postulaten. Haar toepassing leidt niet tot de bevrijding van de dwang van het behoren, maar tot de almacht van het bestaande systeem van behoren. |
|