De boomklever.
De boomklevers vind je nu niet zooveel en zoo makkelijk als musschen en meezen en ik heb er heel eventjes over gedacht, om dezen vogel in mijn eerste groep niet op te nemen. Maar hij behoort zoo onafscheidelijk bij de meezen en kruipers en het is zoo'n aardig, vroolijk dier, dat ik hem hier zijn plaats geef, die hem eigenlijk ook ten volle toekomt. Want, dat ge hem nog niet kent, komt hiervan daan, dat ge 's winters te weinig naar buiten gaat. Bezoekt ge in Januari de Vuursche of het Bloemendaalsche bosch, dan kunt ge hem niet missen.
Het is een lust, dezen vogel de eiken en beuken te zien op en neer draven. Omhoog en omlaag, vooruit of achteruit, het gaat alles even gemakkelijk en onophoudelijk klinkt zijn krachtig geroep door het holle bosch.
Blauwspecht noemen de menschen hem en hij heeft wel veel van een specht: de klimmanieren, de lange, rechte, spitse snavel, waarmee hij groote stukken uit de schors kan hakken. Maar hij klimt toch anders, want die anderen klimmen alleen omhoog en dan, hij steunt nooit op zijn staart, wat boomkruipertjes en spechten altijd doen.
Zijn lokroep is een helder en krachtig ‘siet, siet’, veel krachtiger dan dat van den boomkruiper en als hij tevreden is, wat nog al vaak gebeurt, laat hij een zeer vermakelijk