hoogte, en zeer dikwijls ook zingt hij al vliegende en ik verzeker u, dat het een aardig gezicht is, zoo'n donzig balletje muziek door de lncht te zien zweven. Het lied bestaat bijna geheel uit trillers en is daardoor en door zijn overmoedig karakter gemakkelijk van anderen vogelzang te onderscheiden.
In tegenstelling met andere wintervogels leeft hij 's winters niet in gezelschappen, maar elke winterkoning of elk winterkoningpaar [blijft binnen een bepaald gebied. Dat doen niet alleen zij, die ook 's zomers hier blijven en hier broeden, maar ook de vreempjes, die in October en November uit het Oosten tot ons komen. Deze hebben al gauw ieder hun eigen boschje of erf, waar zij den heelen winter door te vinden zijn, maar in 't voorjaar trekken zij weer weg. Let er maar eens op, hoeveel meer van deze vogels 's winters dan 's zomers in ons land zijn en dat geldt ook voor meezen en boomkruipers en klevers.
Het lijkt wel, of die wintervogeltjes in 't geheel niet bang voor de menschen zijn. Wij hebben 't wel gehad, dat zoo'n klein Jantje in onze schuur kwam overnachten. Ook met hun nesten zijn ze niet erg geheimzinnig en ze kunnen er ook wel tegen, dat men, als er jongen in zijn, er het een of ander aan verandert, wat wel eens noodig kan zijn, als het gebouwd is aan huizen of in schuren.
Een winterkoningenfamilie, pas na 't uitvliegen rondgeleid door de ouders, is een van de alleraardigste dingen, die je in Mei of Juni te zien kunt krijgen. Ze blijven binnen een vrij beperkt gebied en zoo kun je dan dag aan dag zien, hoe de familie het maakt. Maar al te dikwijls lijkt dat op de historie van de tien kleine negertjes en in plaats van den luidruchtigen zang of 't uitdagend ‘tèrrrt, tèrrrt’ hoort men in deze dagen onophoudelijk de alarmkreet: ‘tèk, tèk, tèk’, waardoor de jongen gewaarschuwd worden voor de aanwezigheid van kat, kraai of gaai.