Alle werken
(1969)–Mattheus Gansneb Tengnagel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
[Jan Soet]
| |
[pagina 105]
| |
d'Heer mijn Heer H. Paarde-schoenGa naar voetnoot1
| |
[pagina 106]
| |
delinghe ontstaen een Proses / vermidts ick / ende de tweede: rekende niet meerder als het onse ghenoten te hebben / ende de derde evenwel aen het syne tekort quam: Somma het is soo vergekomen door aenraden der Advocaten / dat van het Cappitael alrede een twede part inde klappersGa naar voetnoot9 Kantoren verdwaelt is / het gheen ick voor vast gheloof nimmer weder by syn rechte heer te sullen gheraken: dan ick en ben hier over niet verwondert / vermits dit ghebreck onder haer luyden soo ghemeen is / dat eertijdts een / die by het Pleyten veel verloren had / met goude letteren heeft boven sijn Deur laten setten. Advocaten, Procereurs,
Dat zijn de Kanckers inde Beurs.
Nu ons voor verhaelde Proses op het sterven leggende / ben ick ghenootsaeckt geweest / om mijn Woonplaets voor een tijdt / te veranderen / ende tot Amsterdam soo langh te blijven tot dat ick sach hoe dat dit kluuwen afghehaspelt wierdt / onder tusschen niet wetende waer ick myne overschietende uren soude besteden / heb ick mij altemets ghevoecht daer men ghemenelijck wat nieuws heeft / ende daer soo eenige quackjesGa naar voetnoot10 gehoort hebbende van onse hedensdaegse Jonckertjes / hebbe ick de selve / Per Memorij aen ghetekent / ende te huys komende / na dat alles gheredtGa naar voetnoot11 was / die wat breder uytghesmeet / om aen U E (soo de grimmende doodt my oock eens quam besoecken ghelijck hy voorseker doen sal / soo daer gheen andere tijdingh met de eerst ooste windt overwaeyt) yts terghedachtenis na te laten.
|
|