Alle werken
(1969)–Mattheus Gansneb Tengnagel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |
[Aerdige Trijntje]Ga naar voetnoot+Stemme: Windeken daer het bosch, etc.
Aerdige Trijntje / geestig dier /
Stookstertje van minnevyer /
Die mijn sinnen
Dreef tot minnen /
Minnen dat mijn inghewand
Levendig en verdronken brand.
Waerom verdronken / soete meyt?
Om dat ik uw' schoonicheyt
Niet kan derven
Moet ik sterven /
Sterven in een traenen-vloed /
So ghy my met geen troost ontmoet.
Troostertje troost my troostlijk staeg /
Want mijn zieltje is soo graeg /
Om de smaekjens
Van uw' kaekjens
Te genieten; dien ik vond /
Als ik kuste voor uw' mond.
Kussend zeeg mijn ingewand /
Uyt mijn lichaem / in mijn hand /
Dat ik drukte /
Als gy bukte
Achterwaert / op 't uw' soo stijf /
Tot dat het weer kroop in mijn lijf.
| |
[pagina 101]
| |
Daer voor ik Trijntje dankbaerheyd
Steets te toonen ben bereyt /
Die my 't leven
Heeft gegeven /
Toen sy in haer schootjen ving
't Ingewand / dat een vierdeel hing.Ga naar voetnoot+
L.S.
't Vertrek van Melis.Ga naar voetnoot+
Dats gang, ik gae weer heen.
Is yemand niet te vreen,
Om dat ik hem wat porden?
Ik geef hem soo veel tijd,
Als al sijn leven lijd,
Om weer te vreen te worden.
|
|