| |
| |
| |
| |
Algemeen over tekstkeuze
Het doel van deze uitgave is, de teksten van Tengnagel en enkele tijdgenoten te presenteren in de vorm waarin zij tijdens het leven van de auteur gefungeerd hebben. Een tekstcritische uitgave (een uitgave die zo volledig mogelijk de bedoelingen van de auteur achterhaalt) ligt niet in de bedoeling. Wanneer meer dan één druk uit de levensperiode van de auteur dateert, moet vastgesteld worden van welke daarvan men mag aannemen dat de auteur er de hand in gehad heeft. Bestaat de mogelijkheid dat meer dan één druk door de auteur zelf verzorgd is, dan moet de keuze met andere argumenten gerechtvaardigd worden.
De werken van Tengnagel en consorten vallen in beginsel in twee afdelingen uiteen, wat betreft de problematiek van de tekstkeuze: de anonieme (en zelfs illegale) paskwillen, en de onder Tengnagels naam op de markt gebrachte werken. Bij de tweede groep zal niet zonder meer gezocht kunnen worden naar de oudste druk. Wanneer in een bepaald geval bijvoorbeeld twee drukken door de auteur zelf verzorgd zijn, zou de laatste daarvan gekozen worden. Dit is mogelijk bij de Lindebladen, Frik en (Konstance plus) Heidin. Bij de eerste categorie, de anonieme werken dus, ligt de zaak fundamenteel anders. Uit de processtukken van 1640 (zie Inleiding) weten wij dat de drukkers en uitgevers het belastende materiaal (en daarbij hoorde het handschrift) vernietigden zodra de tekst gedrukt was. Ook als wij daar geen expliciete aanwijzingen voor hadden, zouden wij een dergelijke gang van zaken wel mogen aannemen. Bij dit soort boekjes gaat het geheel om het vaststellen van de oudste druk, wat vaak problemen geeft omdat niet zelden in een herdruk de datering van de eerste druk aangehouden werd. Het vaststellen van de oudste druk gebeurt met allerlei interne en externe middelen, bepaald door het materiaal dat voor het betreffende geval ter beschikking is.
Is de tekst die de beste lijkt, eenmaal gekozen, dan wordt hij integraal afgedrukt. Alleen evidente zetfouten, als letters die op de kop staan of een enkele bladzijden lang zonder reden cursief gedrukte letter, worden stilzwijgend hersteld. Bij onbetwijfelbare zetfouten, die echter sterke afwijkingen geven (zoals her voor het in Grove-Roffel) wordt in de tekst de fout hersteld, maar dit wordt in de noten verantwoord.
Wanneer een latere druk een meer plausibele versie lijkt te bieden, wordt deze in de noten vermeld. Nooit wordt een dergelijke versie in de tekst zelf afgedrukt, tenzij het gaat om de evidente vergissingen die in het bovenstaande genoemd werden.
De interpunctie van deze teksten is, vooral bij de paskwillen, doorgaans heel zonderling. Punten of andere pauzetekens midden in de regel zijn gewoon. Om mogelijke interpretatie van de zijde van de verzorger te voorkomen, wordt ook in die gevallen de tekst precies zo afgedrukt als hij in de gekozen druk te vinden is; de lezer ziet zelf wel wanneer hij met zo'n geval te maken heeft, en als er bijzondere moeilijkheden ontstaan, wordt daar in een noot over gehandeld. Hetzelfde geldt ten aanzien van de spaties tussen de woorden. Deze werden vaak niet aangebracht waar wij dat wel zouden doen; ook dan volg ik de tekst. Bij twijfelgevallen, die veel voorkomen, heb ik natuurlijk moeten kiezen. Als er ook maar enige kans lijkt te zijn dat dit gevolgen voor de betekenis heeft, wordt de keuze verantwoord in de noten.
| |
| |
Fundamenteel uitgangspunt is dus geweest: een zo weinig mogelijk geïnterpreteerde tekst aan te bieden. Twee kleine afwijkingen van de oorspronkelijke teksten die regelmatig noodzakelijk bleken te zijn, moet ik tenslotte echter wel noemen. In de eerste plaats is bij het voorkomen van sierhoofdletters en een daaropvolgende kapitaal alleen de sierletter als kapitaal weergegeven. Twee kapitalen zouden storend werken, en bovendien een andere indruk wekken dan in het oorspronkelijk. De bedoeling van deze uitgave is niet om het visuele effect van de oorspronkelijke druk te imiteren, maar om de tekst te reproduceren, met de typografische middelen die ons vertrouwd zijn.
Verder zijn de titelpagina's niet een reproductie van de oorspronkelijke (met drukkersnaam en jaartal). Zij zijn opgesteld voor deze uitgave en moeten aan de daarvoor geldende eisen voldoen. Een beschrijving van de oorspronkelijke titelpagina's is te vinden in de Lijst van belangrijkste exemplaren, p 609 vlgg.
| |
Tekstkeuze van de afzonderlijke werken
(De nummers verwijzen naar de Lijst van belangrijkste exemplaren op p 609 vlgg. Voor gebruikte tekens zie p 609).
| |
Mane-schyn
(Rubriek A, I van Lijst, p 611 en Aanvulling, p 626).
Unger vermeldt als oudste druk een van 1639 (zie: Aanvulling), maar deze is mij niet onder ogen gekomen.
Van de mij bekende drukken komen in aanmerking: nrs 1, 2 en 3 van mijn lijst.
Nr 2 zou volgens Unger een nadruk zijn van de mij onbekende tekst. Dat het de eerste druk zou zijn is in ieder geval niet waarschijnlijk: de tekst is vol fouten die in de andere exemplaren niet te vinden zijn. De woorden Nieuw kluchtigh in de titel vormen bovendien een aanwijzing dat de uitgever deze druk voor een nieuw boekje heeft willen doen doorgaan, zoals zo vaak; deze woorden komen immers niet voor in de door Unger gegeven titel van de mij onbekende druk.
De resterende twee drukken die de eerste kunnen zijn, en dus voor ons in aanmerking komen, zijn nrs 1 en 3. Er zijn opvallend weinig verschillen in de tekst, behalve op spellingsgebied. De twee drukken hangen dus wel samen, of liever: de een is waarschijnlijk van de ander overgenomen. Een aanwijzing voor de prioriteit van nr 1 mag gevonden worden in het volgende: nr 3 heeft op B2r het reklaam ‘Seecker’; de volgende pagina begint echter met ‘Seker’ (waardoor de regel op juiste lengte gebracht wordt). Dit woord staat in nr 1 niet op een pagina-overgang maar midden op een pagina, en daar luidt het ‘Seecker’. Aangenomen mag dus worden dat nr 3 op nr 1 gebaseerd is.
Er is ook een extern argument dat in dezelfde richting wijst. Uit de processtukken van 1640 is bekend dat Pieter Jansz. Slijp de geïncrimineerde (eerste) druk op zijn geweten heeft. Het vignet van nr 1 is een beertje tussen takken (Unger spreekt ten onrechte van ‘vosje’). Dit vignet werd door vrij veel drukkers gebruikt (tien jaar later bv. door Paulus Matthijs) maar in de Slijp-druk van Jan Harmensz. Krul, Eerlycke tytkorting (1634) komt een hele reeks afdrukken voor die geheel gelijk zijn aan die van ons boekje evenals in Hendrick Moors Ghemaeckten Geck (1631), etc. Slijp beschikte dus ongeveer in die jaren over dit vignet, al
| |
| |
was hij niet de enige. Het is een vignet dat overigens uitzonderlijk geschikt is voor een illegale editie, want het vormt een gedeelte van een jachtscène, waarbij jagers en honden een verborgen beertje zoeken. De versie van Slijp geeft alleen het beertje.
Het meerman-meermin (Unger: ‘nymphen’) vignet van nr 3 komt bovendien voor in een serie Tengnagel edities waarvan ik aanneem dat zij niet van vóór 1653 zijn. Daarover wordt echter hieronder gehandeld (zie Enkele opmerkingen over de latere drukken, p 607 vlgg.).
Op grond van deze argumenten, en bij ontstentenis van de door Unger genoemde druk (Unger kende overigens weer ons nr 1 niet!) heb ik de druk met het beer-vignet gekozen voor deze uitgave.
Er is geen enkele aanwijzing dat het Jonghe-dochters Nieuwe-Iaers Liedt, dat als bladvulling aan nr 4 toegevoegd is, van Tengnagel zou zijn. Ik heb het dus niet opgenomen.
(Gebruikt ex.: in BM 11555 (41)
| |
Sonne-Schyn
(Rubriek A, ii van Lijst, p 612).
Slechts twee drukken die in aanmerking komen: nrs 1 en 2. Er is verwantschap, gezien bv. de fout in het voorwoord: ‘dat beding van te vooren’ i.p.v. ‘dat beding ik’, die bij beide voorkomt.
Nr 2 is weer een meerman-meermin druk. De andere, met het satyr-vignet, is vollediger (het opdracht-gedicht van J.N. ontbreekt bv. in nr 2), omvat twee kathernen plus twee bladen, en is in één kolom gedrukt.
Nr 2 staat precies op één kathern, en is in twee kolommen gedrukt; het voorwoord is precies op één pagina gedrukt, ook dit in tegenstelling tot nr 1. De conclusie kan zijn dat nr 2 op grond van voorafgaande berekening opgemaakt kon worden (het opdrachtgedicht moest daarbij weg vallen) en dat nr 1 waarschijnlijk naar een handschrift werkte.
De tekst zelf levert verder geen argumenten op, behalve misschien dat in het voorwoord de meerman-meermin druk één keer de consistente spelling van ie voor ee doorbroken wordt: in het woord heele. Nr 1 heeft daar ook hiele, wat de boerentaal van de veronderstelde schrijver Melis kan weergeven. Een verandering gaat gewoonlijk uiteraard naar het normale taalgebruik toe.
(Gebruikt ex.: in LUB 1207 B 18)
| |
Grove-Roffel
(Rubriek A, iii van Lijst, p 612).
Twee drukken die in aanmerking komen: nrs 1 en 2.
Nr 1 heeft een beervignet, zij het anders dan de Mane-schyn, maar aangezien de drukker van de oorspronkelijke uitgave tijdens de processen van 1640 niet genoemd wordt, kan hier niets uit opgemaakt worden, behalve misschien dat de drukker door het vignet de indruk probeert te wekken dat dit boekje uit dezelfde hoek komt als de Mane-schyn.
Nr 1 is achtereen doorgezet (dus niet in octaven), telt drie kathernen plus twee bladen, en is in één kolom gedrukt. Nr 2 telt precies twee kathernen, en is in twee kolommen gedrukt. Blijkbaar is nr. 2 aan de hand van een al bestaande druk gepland. De indeling in octaven van nr 2 is in overeenstemming met de wijze van drukken van alle meerman-meermin drukken.
Tekstvergelijking wijst eveneens in de richting van de prioriteit van nr 1. Een enkel voorbeeld: In nr 1 wordt aan het eind van een lettergreep
| |
| |
altijd de lange s gebruikt; de uitgang -je wordt vrijwel overal als -ie gespeld. Nr 2 heeft korte s en -je, behalve op enkele plaatsen. Zo staat er bv. in nr 2 het woord kosie (‘kostje’) hetgeen een sterke afwijking is van de daar gebruikelijke spelling. Voor nr 1 is deze spelling (en dan met lange s) de gewone. Het is dus waarschijnlijk dat de zetter van nr 2 systematisch de lange s binnen een woord heeft vervangen door een korte, en de -ie spelling door de -je spelling, maar bij het zonderling uitziende woord kosie de uitgang niet heeft herkend.
(Gebr. ex.: AUB br. Ge 25)
| |
St. Nicolaes
(Rubriek A, iv van Lijst, p 613).
Er komen vier exemplaren in aanmerking, die op één na alle 1640 gedateerd zijn: nr 1, 2, 3 (ongedateerd) en 4. Zij zijn aan het vignet herkenbaar, dat bij alle vier verschillend is. Bij twee ervan loopt een zwaard, door een boek gestoken, recht door (nrs 1 en 2), bij de twee andere zit er een knik in. Dit doet al veronderstellen dat nrs 3 en 4 van een van de beide andere overgenomen zijn. Ook de wijze waarop de mantel van een der heiligen getekend is, wijst op overname door natekenen: wat in nrs 1 en 2 een door een staf in schijn afgesneden gedeelte van de mantel is (blijkens het doorlopen van de lijnen is het echter een bovenstuk van de mantel), wordt bij nrs. 3 en 4 een soort bef, die niet in overeenstemming met de rest van de mantel is. Nr 4 heeft op fA2v het meerman-meermin vignet. Eén exemplaar van deze druk (zie Lijst) heeft op de plaats van de tweede kathern een B-kathern uit de meerman-meermin editie van Lindebladen, waarvan vaststaat dat hij ge-antedateerd is (zie hierna p 605). Die druk kan niet van vóór 1641 zijn. De kathernen-verwisseling zal wel plaats gevonden hebben tijdens het drogen van de vellen van deze ws. tegelijk gedrukte boekjes. Een argument te meer dat nr 4 niet de eerste druk is.
Nr 3 heeft dus het nagetekende vignet. Van welk jaar deze druk is, kan ik niet vaststellen, maar de eerste is het niet (titelblad: tweede Editie).
Rest: nr 1 en 2. Deze beide hebben een onregelmatigheid die in de andere twee opgeheven is (hetgeen weer op planning van nrs 3 en 4 op grond van een gedrukt voorbeeld wijst): de eerste pagina eindigt midden in een octaaf, na zes regels. Tekstvergelijking bewijst dat deze twee drukken zeer verwant zijn. De zaak wordt gecompliceerd doordat de twee exx. van nr 1 die mij bekend zijn, wel op hetzelfde zetsel gedrukt zijn, maar in zoverre afwijken dat de één een gecorrigeerde versie van de uitermate slordige andere is (het omgekeerde is ondenkbaar). Nu is er één plaats waar de gecorrigeerde versie juist een fout heeft die in de andere niet voorkomt: op B1r staat in de ongecorrigeerde versie van nr 1: ‘Als, sich selfs soo te achten’, terwijl de gecorrigeerde heeft: ‘Als, sich selfs soo achten’, hetgeen alleen al metrisch onhoudbaar is. Nr 2 heeft hier de versie van de gecorrigeerde nr 1. Dit kan ik niet anders dan zó verklaren: de drukker van nr 2 werkte op de gecorrigeerde versie van nr 1, maar nam daar ook de fout van over. Als nr 2 de eerste druk zou zijn wordt de gang van zaken onbegrijpelijk: eerst wordt in de eerste versie van nr 1 (de slordige) de fout gecorrigeerd, en dan wordt hij opnieuw gemaakt in de tweede versie! Zo is het ook op andere plaatsen: bij de afwijkingen van de twee versies van nr 1 is nr 2 steeds gelijk aan de gecorrigeerde versie van nr 1. Conclusie mag dus zijn: nr 1 is de eerste druk, en de gecorrigeerde versie is de voor ons het meest in aanmerking komende.
(Gebr. ex. AUB 236 E 18)
| |
| |
| |
Lindebladen
(Rubriek A, v van Lijst, p 614).
In aanmerking komen slechts nrs 1 en 2, de eerste gedateerd 1639, de tweede 1640.
Unger heeft reeds gewezen op het feit dat nr 1 ge-antedateerd was (er wordt gesproken van de dood van Bredero, 1618, ‘twee maal elf jaar geleden’). Het argument dat hij gebruikt is m.i. niet voldoende, maar hij heeft zeker gelijk. In nr 1 komt namelijk een noot voor ‘Een trouwe vriend: Zo ook op het 21 blad’, die naar een niet-bestaande pagina verwijst. Deze noot is zonder meer ontleend aan nr. 2, een gepagineerd boekje, waar inderdaad de noot slaat op een woord op p 21. Er zijn meer argumenten (bv. dat kathern B van ‘1639’ in een exemplaar van St. Nicolaes (gedateerd 1640) is meegebonden), maar het genoemde is al voldoende om de prioriteit van nr 2 vast te stellen. Onder meer op grond van deze letterlijke overname mag men bovendien aannemen dat het bij nr 1 niet gaat om een door de auteur verzorgde tweede druk.
Van nr 2, de tekst die ik afgedrukt heb, bleken twee licht verschillende versies te bestaan. In één ex. was bv. de zoëven geciteerde noot onvolledig. Een van de andere exx., duidelijk een gecorrigeerde versie van dezelfde druk, is daarom als basis genomen.
Het geval van de valse datering is belangrijk, omdat hier zonder tegenspraak kan worden bewezen dat een meerman-meermin druk (want dat is nr 1) ge-antedateerd is. Het is niet waarschijnlijk dat dit kort na de uitgave van de eerste druk gebeurde. Dat zou wel een heel zonderlinge vergissing zijn geweest, gezien de omstandigheden van de auteur; de verschijning van de eerste druk was uitgesteld omdat Tengnagel het met de politie aan de stok had! Vandaar dat het mij waarschijnlijk lijkt dat dit boekje, en alle andere meerman-meermin drukken, tegelijk met De geest verscheen, na de dood van Tengnagel naar men mag aannemen, en wel in 1652: de druk van De geest die op dat jaar gedateerd is (en een uitgeversnaam draagt) heeft het meerman-meermin vignet.
Aangezien de Lindebladen niet tot de illegale edities behoren, moet nog gerechtvaardigd worden dat geen van de andere, ongetwijfeld posthume, drukken gebruikt is. Het argument is eenvoudig: zij zijn alle onvolledig, vooral in de afdeling Afgeslagen bloemsel. Ook uit de Lindebladen zijn steeds regels verdwenen, hetgeen mogelijk was omdat de latere drukken geen octaaf-verdeling vertonen.
(Gebr. ex.: AUB 691 F 84)
| |
Frik
(Rubriek A, vi van Lijst, p 615).
De keuze van nr 1 is hier bepaald door het feit dat alle andere drukken minder volledig zijn en bovendien uitermate slordig gedrukt. Nr 1 heeft wel een aantal fouten, maar het zijn kleinigheden, nooit fouten die de tekst aantasten. Bovendien is het de enige uitgave die niet het karakter van een spelers-editie heeft. Omdat niets er op wijst dat een van de andere drukken nog door de auteur verzorgd zou zijn, integendeel, en nr 1 de enige druk is die een uitgever vermeldt (en wel Iacott, die ook de Konstance en Heidin zou drukken, een jaar later) ga ik er van uit dat nrs 2, 3 en 4, die ook het jaartal 1642 dragen, evenals al de andere (posthume) uitgaven, niet-geauthoriseerde spelers-edities zijn. Het is interessant dat juist die andere drukken van 1642 en een enkele latere de woorden ‘Gedruckt naer de Copye’ op het titelblad hebben staan. Wanneer dit wil
| |
| |
suggereren dat zij op het handschrift teruggaan, is dat op zichzelf al verdacht, terwijl de andere mogelijkheid: gedrukt naar de oorspronkelijke uitgave, regelrecht naar nr 1 wijst.
(Gebr. ex.: BN Yi; 1052)
| |
Konstance en Spaensche heidin
(Rubriek A, vii in Lijst, p 618).
Nrs 5, 6 en 7 zijn Lescailje-uitgaven, die blijkens het voorwoord een radicaal gekuiste versie bevatten. Nrs 8 en 9 zijn vijfenzeventig en ruim honderdtien jaar na dato uitgegeven. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat zij betere versies zouden kunnen bevatten dan de nrs 1 t/m 4. Vluchtige controle toont al aan dat er bekortingen aangebracht zijn. Bovendien ontbreekt de Konstance steeds.
Nr 3 is gedateerd 1657, maar op de titelpagina na is hij geheel gelijk (wat het zetsel betreft ook) aan nr 1. Na een mislukte carrière als uitgever is Iacott, de uitgever van nrs I en 2 papiermakelaar geworden. Men mag aannemen dat hij de nog op zijn zolder liggende vellen van Tengnagels stuk aan Valckenier verkocht heeft, die er een titeluitgave van bracht. Hetzelfde geldt voor nr 4 t.o.v. nr 2.
De enige twee teksten die voor deze uitgave in aanmerking komen zijn dus nr 1 en nr 2. Op grond van de aanduiding ‘tweede druk’ in nr 2 zou men kunnen menen dat deze de voor ons meest geschikte tekst zou leveren. Bij vergelijking bleek mij echter dat de tekst geheel gelijk is aan die van nr 1. De uitgave is alleen minder fraai. Eerder zou ik dus in nr 1 de ‘officiële’, in nr 2 de tegelijk uitgebrachte ‘goedkope’ (of spel-)editie willen zien. Vandaar dat ik aan nr 1 de voorkeur heb gegeven.
(Gebr. ex.: AUB 687 H 5)
| |
De geest van Tengnagel
(Rubriek A, viii van Lijst, p 612).
Alleen de tekst van 1652 komt in aanmerking: de latere drukken zijn slordig en onvolledig. Verder is de tekst alleen op de laatste pagina in twee kolommen gedrukt: dit gebrek aan ‘planning’ wijst op werken naar een manuscript. De nrs 1 en 2 bevatten in feite hetzelfde werk (gelijk zetsel), met een verschillende titelpagina.
(Gebr. ex.: in LUB 1207 B 18)
| |
Losse gedichten
(Voor tekens, bij de titelbeschrijving gebruikt, zie p 609).
Van het gedichtje op J.J. Schipper zijn geen verschillende versies bekend. Het is te vinden op het portret van Schipper in:
J.J. Schippers || ARIANE, || Treurspel. || Op d'Aemsteldamse Schouburg, in 't Iaer 1644, vertoont. || [mottogedicht en krulvignet] || t'AMSTELDAM, || Gedruckt by Nicolaes van Ravensteyn, || [-] || Voor Dirck Cornelisz Hout-haeck, Boeckver- || koper op de Nieuwe-zijds Kolck, in 't Bour- || goens Kruys, Anno 1644 ||
De gedichten die beginnen met ‘Ach Laura’ en ‘Het aertrijck’ zijn te vinden in 't Amsteldams minne-beeckie, 7de druk, het tweede ook al in de eerste druk van 1638. Een derde gedichtje uit dit liedboekje is Phillis Klacht (p 187, 7de druk), dat echter ook in Afgeslagen bloemsel voorkomt op p 308, beginnend met Mijn Schaepjens etc. De versie in 't Minne-beeckie is slordig, aangepast aan het boekje. Er is geen enkele reden om aan te
| |
| |
nemen dat Tengnagel met deze versie iets te maken heeft; in 1645 was hij trouwens misschien niet eens in de stad, of zelfs in het land.
De andere twee gedichten staan behalve in 't Minne-beeckie ook in het minder bekende Vreugde-beeckje, dat ook in 1645 verscheen. Beide versies hebben voor- en nadelen, een prioriteit is niet vast te stellen. Ik heb de versie van 't Minne-beeckie aangehouden, met in de noten een verwijzing naar de andere versie als die beter lijkt.
Beschrijving van de twee boekjes:
't AMSTELDAMS || MINNE-BEECKIE, || Op nieuws bestroomt || (g) Met verscheyde Minne-deuntjes/en Nieuwe Gesanghen (g). || Den sevende Druck. || [vignet van twee duiven] || t'Amsterdam by Paulus Matthysz. gedruckt. || (g) Voor (g) Joost Hartgers, (g) inde Gasthuys-steegh/inde || Boeck-winckel/altijt wat nieuws. Anno (g) 1645. ||
(Gebruikt ex. KB 174 H 27, p 148 en 150)
AEMSTELS || VREUGDE-BEECKJE, || (g) Gestroomt uyt het Breyn van verscheyde (g) || soet-vloeyende Rijmers. || [vignet van wapen van Amsterdam met kroon en leeuwen] || t'AMSTERDAM, || [-] || Gedruckt by JOOST BROERSZ. woonende || in de Pijl-steegh, in de Boeck-druckerye 1645. ||
(Gebruikt ex. AUB 2766 G 1, p 46-47 en 51-52)
Het gedichtje, geschreven in het liber amicorum van rector Heiblocq tenslotte is te vinden op p 238 van dit boek waarvan de titel als volgt luidt:
JACOBI HEIBLOCQ || Amstelodamensis || FARRAGO || LATINO-BELGICA, || Of || Mengelmoes || Van || Latijnsche en Duitsche || GEDICHTEN, || Gepast op allerhande gelegentheden en voor- || vallen. [vignet] || t'AMSTELDAM, || By PIETER VAN DEN BERGE, op de Heere- || gracht, in de Berg Parnass. 1662. ||
(Gebruikt ex. BN Yc 9337, een ex. met persoonlijke opdracht van Heiblocq aan Nicolaas Opmeer.)
| |
Enkele opmerkingen over de latere drukken
Na 1652 ontstaan een aantal bundelingen van ‘Tengnagels’ werk, die allemaal vrij of zeer slordig zijn. Iets over de samenhang van deze drukken wil ik nog opmerken, niet om een volledige drukgeschiedenis van deze boeken te geven, maar om enkele aspecten van Tengnagels posthume litteraire carrière toe te lichten.
Bij de bespreking van alle paskwillen afzonderlijk heb ik er reeds op gewezen dat de meerman-meermin edities steeds pretenderen een eerste druk te zijn, maar dat nooit zijn, behalve in het geval van De geest. Bij Lindebladen heb ik zelfs betoogd dat het om een sterk ge-antedateerde druk gaat. Het lijkt mij nu waarschijnlijk dat al deze boekjes gedrukt zijn toen De geest (voor het eerst) uitkwam. Daarvoor zijn de bewezen valse dateringen in enkele gevallen (Lindebladen en St. Nicolaes) een argument, maar niet minder het feit dat deze meerman-meermin boekjes heel vaak in één band voorkomen, echter in verschillende volgorde en met kleine variaties in de opgenomen titels (bv. KB 30 D 17, KB 10 G 34, KB 1350 B 122, LUB 1207 B 18). Zij zijn blijkbaar door particulieren bijeen gebonden; het zou bijzonder vreemd zijn als dit patroonmatig herhaalde bijeen-voorkomen aan toeval toe te schrijven was, en dat zou
| |
| |
het zijn als de boekjes inderdaad over een tijdsruimte van dertien jaar (tussen 1639 en 1652 namelijk) verschenen waren. Gelijktijdigheid is veel aannemelijker. Er is bovendien nog een argument voor gelijktijdige druk: de titelpagina's van de boekjes die pretenderen van 1639 te zijn, zijn van hetzelfde zetsel wat het vignet en de datering betreft (licht gebroken 9). Dit lijkt mij zelfs de verklaring voor de verkeerde datering van Lindebladen. Dat wil dus zeggen dat geen van deze drukken van vóór 1641 (verschijningsjaar eerste druk Lindebladen) kan zijn. Zij zijn dus in ieder geval allemaal ge-antedateerd. Vandaar dat ik aanneem dat de uitgever van De geest 1652 de kans heeft waargenomen en de pamfletten die Tengnagel zo'n slechte naam hebben bezorgd, heeft herdrukt, tegelijk met zijn nieuwe uitgave. Ge-antedateerd, voorzichtigheidshalve.
Met deze gekoppelde uitgave van alle paskwillen in 1652, toen Tengnagel blijkens De geest, dood was, begint dus een serie posthume uitgaven.
In 1653 komt de druk van Arent Pietersz. (nr B, I). Hij is blijkens de overgenomen fouten in het motto van Grove-Roffel en de noot van Lindebladen gebaseerd op de meerman-meermin druk, althans voor zover het deze twee werkjes betreft. Interessant is de volgorde op het eind: onder aparte signatuur Frik en Bloemsel. Frik werd inderdaad aan de verzameling toegevoegd (was niet in meerman-meermin editie verschenen); de ongewone volgorde waarbij Bloemsel van Lindebladen werd losgemaakt hangt zeker samen met de rekbaarheid van Bloemsel: om precies een eindkathern vol te maken kon de drukker weglaten wat hij wilde.
De druk van Jan Pietersz. (nr B, ii) gaat weer op die van Arent Pietersz. terug, blijkens de fout in het motto van Sonne-schyn, en in dat van Mane-schyn. De fout in het motto van Grove-Roffel is nog verergerd.
Jan Pietersz. 1658 (B, iii; gedeeltelijk 1654 gedateerd) heeft de Grove-Roffel fout van de voorgaande nog, en blijkt ook in andere opzichten een herdruk daarvan te zijn.
Ook Jan Pietersz. 1662 (B, v) past in deze reeks, met weer nieuwe fouten die ook in de Jan Pietersz. 1668 (B, vi) en in de Michiel de Groot zonder jaartal (B, vii) terugkeren. De Pietersz.-uitgaven vormen dus een reeks herdrukken, waarbij, niet vóór 1662, zich de editie De Groot aansluit. De druk van 1660-1661, Amsterdam (B, iv) sluit op allerlei punten, zoals fouten in motto's, aan bij Pietersz. 1658 (B, iii), en is dus waarschijnlijk daarvan overgenomen.
|
|