Haerlemsche Winter-Bloempjes Op-geoffert Aen de Vreugd-lievende Nymphjes, Gepluct uyt 'et Breyn van verscheyden Rijmers
(1647)–Anthony Jansen, B. Targier– AuteursrechtvrijDen tweeden druck, vermeerdert met verscheyden wel-rieckende Lente-Bloempjes
Stemme: Nu sich ondanckbaer toont mijn, &c.'T Schijnt dat mijn zieltje sijn adem wil geven,
Door 'et genieten van bittere smaet:
Want hoe ick sucht of klaegh al mijn leven,
En soeck te krijgen een vrolijck gelaet,
Van mijne Nymphje door veel soetigheydt,
Soo set 's een Trony als yemandt die schreydt:
Wie kan dus leven in vreughden op aert,
Door dese wreetheyt die geen Liefde baert?
| |
[pagina 204]
| |
2 Geef ick een lonckjen om daer voor te krijgen,
't Gene mocht strecken tot lieflick vermaeck:
Sy sluyt haer oogen en doet niet als swijgen,
Kijven en gnorren, als ickse genaeck,
Om eens te kussen, de Lipjes en Mondt,
Met vinnigh krabben, betaelt sy terstont,
'Tis best gescheyden van dit gortigh dier,
Als altijdt hertseer in plaets van playsier.
3 Ick laet dan vaeren dit sottelick minnen,
Dat wel voor desen het hooft heeft verwart,
En sal 't slechts onder mijn kousebant binnen,
Soo slaet de swarigheyt niet eens aen 't hart,
Is sy wat spijtigh ick goyt inde wint,
En houdt voor rasen watse meer begint:
Dit is dan reys-gelt voor 't lebbighe vleys,
Een kap met bellen 't fatsoen nae den eys.
Om te proncken. |
|