Haerlemsche Winter-Bloempjes Op-geoffert Aen de Vreugd-lievende Nymphjes, Gepluct uyt 'et Breyn van verscheyden Rijmers
(1647)–Anthony Jansen, B. Targier– AuteursrechtvrijDen tweeden druck, vermeerdert met verscheyden wel-rieckende Lente-Bloempjes
Stemme: Repicava.
HOe verslage, gantsch mat en moedeloos,
Is nu mijn
| |
[pagina 202]
| |
teere ziel gelijck een Roos:
Is nu mijn teere ziel gelijck een Roos
En moet haestigh versticke, soo 't blicke,
Van 't Heyligh strale my niet haest verpoos,
Van 't heyligh strale,
Van 't Heyligh strale soeter als Ambroos.
2 Jae mijn leven, is stadigh in verdriet,
Nu ick moet derven die mijn ziel gebiedt,
Nu ick moet derven die mijn ziel gebiedt:
Maer mijn vreught sal eerst groeyen // en bloeyen,
| |
[pagina 203]
| |
Als ick voor 't lijden datmen aen my siet,
Als ick voor 't lijden, als ick voor 't lijden 't eeuwigh Heyl geniet.
3 Mijn Beminde, siet wat de Liefd' al doet,
Vw' gunst ist soetst voor mijn verlieft gemoet,
Vw' gunst ist soetst voor mijn verlieft gemoet:
Komt en siet mijne wangen // behangen,
Met soo veel tranen, als een bracke vloedt,
Met soo veel tranen, met soo veel tranen werd' ick nu gevoedt.
Door de wolcken. |
|