Haerlemsche Winter-Bloempjes Op-geoffert Aen de Vreugd-lievende Nymphjes, Gepluct uyt 'et Breyn van verscheyden Rijmers
(1647)–Anthony Jansen, B. Targier– AuteursrechtvrijDen tweeden druck, vermeerdert met verscheyden wel-rieckende Lente-Bloempjes
Toon: Quand la berger, &c. Of: U geyle Liefd', o! Venus Kindt,
O Proserpijn! O, suyvre Bloem,
Hoe wordt u roem,
Hoe wordt u glans en Maeghde-kroon
Nu so ontluystert // en heel verduystert,
Met schand' en hoon?
| |
[pagina 152]
| |
2 't Is Pluto, wreeden Helle-Godt,
Die u nu tot
Sijn wil en lusten heeft ghebracht,
Geschaeckt, geschonden // geboeyt gebonden
Met list en kracht.
3 Schoon datt'er op u hooft een Kroon
Nu staet ten toon,
En dat een Scepter u bepraelt:
Wat ist al waerdigh // u blos soetaerdigh
Is af-ghehaelt.
4 Ghy die de waerde Kuysheydt mint,
En u verbint
Om stadigh met heur eens te zijn:
Ach! laet u sinnen niet overwinnen
Door valsche schijn.
Een yder wie het is, die voeght en ciert de deught:
Maer Kuysheyt, raer Iuweel, pronckt alderbest de Jeught.
Liever. |
|