Briefwisseling oor Kaapse sake 1778-1792
(1982)–Hendrik Swellengrebel jr.– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 298]
| |
XLIV Swellengrebel aan H. Cloete
| |
[pagina 299]
| |
soodanig een culture te kunnen beginne; waarbij sij, naar mijn begrip, dit werk soo plotselijk willende beginnen, sich souden moeten troosten om ook genoegzaam op zijn Hottentotsch te leven. Dese Broederen Hernhutters sijn gerenommeerd van seer veel geduld te besitten, dat sal denke ik hun ook wel te pas komen, want hoe of men Christenen sal maken, eer men se tot menschen geformeerd heeft, begrijpe ik niet, te meer daar hunne godsdienst oeffeningen noch eenvoudiger sijn als de onse, en dus de sinnen uiterlijk noch minder kunnen treffen en opwekken. Maar kunnen sij er wijnig goeds doen onder de Hottentotten en Kaffers, sij sullen onse Christenen wat betere begrippen van waare Godsvrugt kunnen inboesemen. Sij hebben mij versogt om een brief van mij, dien ik heb geoordeeld niet beter te kunnen inrigten dan aan UwEd. die tog soo seer der menschen vriend is, onse Overbergsche Landslieden soo wel kent, en dus hen best soude kunnen onderrigten, hoedanig sij hun plan moeten aanleggen. De brenger deses, hier boven genoemde, is mij van de drie, de geschikste voorgekomen, de twee andere heb ik wijnig hooren spreken; ik gelove dat sij onse Nederduitsche taal niet genoegzaam magtig waren tot een conversatie. Gemelde Heer heeft mij belooft van alle planten, die hij maar vinden kan, het zaad of de pitten te sullen vergaderen welke ik hem versogd heb dan maar aan UEd. te willen doen ter hand stellen, die wel de goedheid soude hebben se mij verder te doen geworden. Ik heb hier thans in de bloei 2 soorten van Protea, - - - ik voege van ieder hier een blad bij, met versoek om, in geval UwEd. daar op die soorten kan uitvinden, mij te willen opgeven, onder welke benaming sij aan de Kaap bekend sijn. |
|