Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden
(1673)–Hieronymus Sweerts– Auteursrechtvrij
[pagina 89]
| |
Toon: d' eerste Karileen.
LIeve Godt!
Kan uwe goetheyt lijden,
Dat een sno Sociniaan
De dure peerle-kroon
Van uwen Zoon
Vertreed, en doet sijn Godtheyt smaatheyt aan?
Sal 't gespot,
O Jesu, t' allen tijden
| |
[pagina 90]
| |
Op u hebben d' overhant?
Zal 't hels-gebroet, zo boos,
Zo stout, zo loos,
Bederven 't Christen-hert door 't gantsche lant!
Zo staat te vreezen,
O mijn Godt en Heer,
Dat kort na dezen
Hunn' verdoemde Leer,
Haar zaat
Zo quaat
| |
[pagina 91]
| |
Zal stroyen over al,
En hun tal
Vergrooten meer en meer.
2.
Doet haar, Heer,
De blinde oogen open,
Dat sy eenmaal doch verstaan,
Hoe grooten heyr dat gy
Voert aan uw' zy',
Om 't heylloos volk tot morzelen te slaan:
Buyg haar neer,
Die dus onzinnig loopen,
En herknê haar harde hert,
Op datz' u Jesu doch
Erkennen noch
Voor ware Godt, en 't heyl der zielen smert:
Eer gy, als Koning,
D' ys'ren scepter voert,
Als geen verschoning
U 't gemoet ontroert:
Wanneer
Gy Heer
Haar met uw staf geswint
In de wint
Verstroyen zult als kaf.
| |
[pagina 92]
| |
3.
Maar doet my,
O Jesu, die genade,
Dat mijn swak en buygsaam hert,
Door haar arglistigheyt,
En sno beleyt,
In hunne stricken noit verwart en wert,
Heer blijf gy
Mijn Leyd-star op uw paden;
Dat ik, Jesu, u erken
Voor Godt en Heylant t' saam,
En eer' uw Naam,
Zo lang ik hier in deze werelt ben.
'k Zal dan in hopen
Slijten hier mijn tijt,
En voor my open
Zien de heerlikheyt,
Die gy
Zo vry
Verworf vol pijn, Dat ik,
Vry van schrik,
Zou bij mijn Losser zijn.
Wel eertijts zocht een Engle-rot,
Haar aan te kanten tegen Godt;
Maar hunne hoogmoet wiert verneert,
En in de swaarste val verkeert.
Leer hier uyt, gy die Christus haat,
Eer Godt en mensch u beyd' versmaat.
|
|