Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden
(1673)–Hieronymus Sweerts– Auteursrechtvrij
[pagina 56]
| |
Toon: Psalm 2. Waarom raast dat, &c.
ZIet nederwaarts o Jesu, lieve Heer,
Wat smaat en hoon ik daaglijks moet verdragen:
Mijn vyant tast my in mijn goet en eer,
En leyt mijn ziel en lijf wel duyzent lagen.
Hy gloeyt sijn tong in helsche laster-kolen.
En schiet met list sijn pijlen vol fenijn;
Hy zit, gelijk een slang, in 't gras verscholen,
En dekt sijn gal met vriendelijcken schijn.
| |
[pagina 57]
| |
2.
Mijn ziel smelt wech, door deze treurigheyt;
Mijn kracht verswakt; mijn aderen verdrogen:
En hy die 't ziet, is vrolijk en verblijdt,
Ja lacht, en spot, en guychelt met sijn' oogen.
Gy weet, o Heer, hoe my die doornen steken:
En immers is mijn' onschult u bekent.
Het schijnt uw vriendschap is van my geweken,
Dat deze druk blijft duren zonder endt.
3.
Zal 't altijt zijn, o Heere Zebaoth,
Dat mijn vyant zo stout zal triomfeeren?
Is dit uw wil? is dit mijn werelts lot?
Zal noit die druk noch eens in vreugt verkeeren?
Zo bidd' ik, Vader, doe my die genade,
Dat ik gewapent zy met dat gedult,
Daar met gy uwen Zoon hebt overladen,
Wanneer hy wiert gelastert zonder schult.
4.
O Jesu, neem my onder uw banier,
En leer my, na uw voorbeelt, zedig strijden.
Geef Christe, dat ik, als een Christen, hier
Mijn zelf verwin, en willig zy tot lijden.
Gy hebt den smaat en doornekroon gedragen.
Gy hebt den spot en laster uytgestaan.
Gy zijt beschimpt, bespogen en geslagen:
Ja, buyten schult, tot in den doodt gegaan.
5.
Wanneer ik dit, ô Jesu, overleg,
Zo schijnt de Trooster in mijn ziel te komen:
Want al die droeve nev'len vluchten weg;
En ziet, ik ben in blijdschap opgenomen.
Mijn Heylant, gun dat ik mijn kruys mach dragen
Recht achter u, tot midden in de doot:
Op dat ik eens van droefheyt werd' ontslagen,
En eeuwig blijf in Abra'ms vreugden-schoot.
|
|