Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden
(1673)–Hieronymus Sweerts– Auteursrechtvrij
[pagina 40]
| |
Toon: Psalm 103. Mijn ziele wilt den, &c.
O Lieve Heer, o Jesu al mijn leven,
Hoe zal ik u mijn vreugt te kennen geven,
Nu gy my we'er hebt aan uw Disch onthaalt!
Mijn ziel is in verwond'ring opgenomen,
Dat gy, als van den Hemel, zijt gekomen;
En in het hert eens zondaars neergedaalt.
| |
[pagina 41]
| |
2.
Och Heere wilt uw heem'len doch niet sluyten,
Eer ik voor u mijn dankbaarheden uytte,
Voor 't goet dat gy hebt aan mijn ziel gedaan:
En leer my doch, ô Jesu, recht bedencken,
Wat dat ik u, mijn Heylant, weer zal schencken,
Om eeuwiglijk dus in uw gunst te staan.
3.
Gy hebt, o Heer, mijn schulden uytgewreven;
Gy hebt, uyt gunst, mijn boosheyt my vergeven;
Ja gy hebt my getrocken uyt de hel.
Ik liep van u; gy zijt my nageloopen:
En als 'er geen genade scheen te hopen,
Schenkt gy mijn ziel het eeuwigdurend wel.
4.
Nu hebt gy my, ô Jesu, we'er vervangen,
En aan mijn ziel de zegelen gehangen,
Dat ik verzoent zy met dien grammen Godt
Dies ik geen hel noch duyvel heb te vreesen,
Dewijl gy wilt mijn Borg en broeder wezen,
En kroonen my met een gezaligt lot.
5.
O Zielen-arts, ik dank u voor die zegen.
Och laat dees' spijs my stercken allerwegen,
Dat ik niet dwaal in 's werelts dool-woestijn.
Het zonder-moes laat dat my steeds mishagen,
Maar dat ik u een dankbaar hert opdrage,
En hate 't quaat, ja zelf den quaden schijn.
6.
Terwijl gy dan in haver en in klaver
Mijn ziele weydt, geef dat mijn tonge daver,
En roem uw lof, en 't herte wert een zaal
Daar in gy wilt, Heer Jesu, blijven woonen,
Tot dat gy my de volle vreugt zult toonen,
Die gy verleent op 't eeuwig Avontmaal.
|
|