Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden
(1673)–Hieronymus Sweerts– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |
Toon: Psalm 2. Waarom raast dat volk met zulken, &c.
OP op, mijn ziel, den dageraat breekt aan,
Wat rekt gy u dus luy op logge veeren?
Slaat d' oogen op, de zon is opgegaan,
Al 't schepsel Gods zal u den arbeyt leeren:
Het hemels heyr, 't gevolgelt' op de boomen,
Bedrijft sijn werk, en roemt dien grooten Heer.
Rijs op, mijn ziel, verlaat het slaaprig droomen,
Toont dat gy zijt geschapen tot Gods eer.
| |
[pagina 30]
| |
2.
Wel aan, ô Godt, mijn ziel klimt tot u op,
Terwijl' ik my ten arbeyt veerdig make;
En bidd' u Heer, dat gy met heyl bedrop
Al 't geen waar aan mijn ving'ren mogen raken.
De zonde heeft ons d' arbeyt opgesmeten;
Maar, Heere, door uw vriendelijk gezicht,
Verdunt den last des arbeyts, en het sweeten,
Ja alles wort door uw genade licht.
3.
Leer ons, door 't werk, recht zien hoe boos en quaat
Dat dit ons beelt door zonden is verdorven:
Op dat wy dus erkennen dit genaad'
Die gy ons weer uyt liefde hebt verworven.
O Godt en Vader der barmhertigheden,
Verlicht ons door uw vriendelijk aanschijn,
Dat wy ons tijt en vlijt alleen besteden
Om naar uw will recht werckelijk te zijn.
4.
Lof Jesu, die het werk der saligheyt,
Die droeve wijn-pers, hebt alleen getreden;
Waar door gy ons een rust-plaats hebt bereyt,
Daar 't vleesch noyt wort met smaat noch quaat bestreden.
Mijn ziel zal u met lust op aarde loven,
Zo menigmaal de donck're nacht verdwijnt;
Tot dat gy my zult voeren op na boven,
Daar gy mijn Zon, mijn Jesus, eeuwig schijnt.
|
|