Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden
(1673)–Hieronymus Sweerts– AuteursrechtvrijToon: Tweede Karileen.
SChoon gy mensch had zulk Geloof,
Dat gy strak een berg in zee verschoof,
| |
[pagina 14]
| |
En dat gy Niet en hadt
Het livry En den schat,
Dat de Liefde in uw herte zat;
't Was al om niet
Wat men ziet Dat geschiet:
En schoon gy
U begaaft tot martlery;
Ja schoon dat Al uw schat
D' armen hadt,
't Is al mis,
Zo de Liefde daar niet en is.
| |
[pagina 15]
| |
2.
Schoon gy als een Engel spraakt,
En dat gy vol hooge wijsheyt staakt;
Al die lof,
Hoe geëert,
Wort als stof
Licht verteert,
Zo gy maar de Liefd' alleen ontbeert.
Gy zijt een schel,
Of een bel,
Die wel snel
Klinkt in 't oor,
Maar niet dringt ten hemel door:
Doch het raakt
Heel volmaakt,
Wat gy naakt
Of bedrijft,
Zo de Liefd' in uw boezem blijft.
3.
Wel dan, jaagt de Liefde na,
Deze komt in alle ding te sta;
Sy en denkt
Nimmer quaat,
Maar sy schenkt
In der daat,
Heyl en vreugt die met haar omme gaat.
Al wat sy doet
Dat is zoet
Voor 't gemoet;
Wat vergaat,
Deze is 't die altijt staat;
Want van Godt,
't Hoogste lot,
Daaltze tot
Ons beneen,
En sy leeft door al d' eeuwen heen.
| |
[pagina 16]
| |
Godt, dat eeuwig Liefde-beelt
Heeft sijn Zoon uyt liefd' ons toegedeelt:
Deze Heer
Van dit Al,
Die quam neer
In een stal,
Ons vervloekte menschen te geval';
En heeft de staf
Van Godts straf,
Van ons af
Wech gedaan,
En op sijnen hals gelaan:
Op dat wy
Los en vry,
Eeuwig bly
Zouden zijn,
En bevrijt van de helsche pijn.
5.
Wel, ô mensch, geeft Gode dank,
Kust sijn Zoon uw zondig leven lank,
Lieft hem weer
Met uw ziel,
Buygt u neer
Met gekniel,
Dankt uw Jesus die u dus behiel:
Zo zal sijn lust
Zeer gerust
Zijn geblust,
En gy zult
Eeuwig leven, vry van schult;
En gewis
Aan den dis,
Daar Godt is:
Eeuwig zijn,
En genieten Godts liefde-wijn.
|
|