Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden
(1673)–Hieronymus Sweerts– AuteursrechtvrijToon: Vulkanus dans.
DE werelt heeft 'er veel bedrogen,
En meenig in haar fuyk getogen,
Die noch verblint zijn in haar' oogen,
| |
[pagina 6]
| |
En zoecken hier haar lust:
Maar ach sy doolen als de blinden,
Sy zoecken 't geen niet is te vinden,
En voeden haar met yd'le winden,
Doch krijgen nimmer rust.
Och lacy, och lacy, och lacy, och lacy,
Och lacy wat zal dit zijn?
Wat zal dit zijn,
Als na-berouw en pijn?
Want de werelt, werelt, werelt, werelt, werelt,
| |
[pagina 7]
| |
werelt, werelt, werelt, werelt,
Die schenkt 'er maar alsem-wijn.
2.
Want in hun zoecken, woelen,vroeten,
Komt haar d' Elend' en Ziekt' ontmoeten,
En zeyt, Uw wensch is niet te boeten,
Hier leyt geen wellust t'huys.
O mensch, gy zijt van 't spoor geweken/
Want als de werelt wort bekeken,
Het is een gasthuys vol gebreken;
Een leemen hut vol kruys.
Uw poogen, uw poogen, uw poogen, uw poogen,
Uw pogen dat is om niet,
Dat is om niet,
Want waar gy henen ziet,
Al hun vreugde, vreugde, vreugde, vreugde, &c.
Die eyndigt in verdriet.
3.
De Tiranny heeft hier haar woning;
De Nijt quelt Onderdaan en Koning;
En laas de Deugt krijgt geen belooning;
De Rijcken worden arm:
D' onnoos'le worden hier verschoven;
De booze hoortmen prijzen, loven;
De stoute zietmen veylig roven;
En slocken 't in haar darm.
Och lacy, och lacy, och lacy, och lacy,
Och lacy dit groot bestek,
Dit groot bestek
Vloeyt over van gebrek:
Want de deugden, deugden, deugden, deugden, &c.
Die treedtmen op den nek.
| |
[pagina 8]
| |
4.
Dies wie iet weerdigs wil beminnen,
Die haat haar vry met ziel en zinnen,
En breng zich 's hemels woon te binnen,
Daar vreugt is, lust en rust.
De Vrê heeft daar haar troon gespannen,
En Haat en Nijt, die Rijks-tirannen,
En d' Ondeugt uyt haar hof gebannen,
En is geen quaat bewust.
Geen wonder, geen wonder, geen wonder, >&=c.
Geen wonder want in dees woon,
Want in dees woon
Heeft Jesus sijnen Troon;
Onsen Jesus, Jesus, Jesus, Jesus, Jesus, Jesus, &c.
De ware Godes Zoon.
5.
O Jesu, groote Vorst van Vrede,
Leer ons de werelt doch vertreden,
Die vol is van gebreklikheden,
En trek ons' ziel tot dy.
Als kruys of krijg ons wil verkrachten,
O Christe leer ons dat verachten,
En op u den Gekruysten wachten,
Die ons blijft eeuwig by.
Foey werelt, foey werelt, foey werelt, foey werelt,
Foey werelt, want wie u kent,
Want wie u kent
Beschreyt u tot sijn endt:
Maer de vreugde, vreugde, vreugde, vreugde, etc.
Is in des Hemels Tent.
|
|