Innerlycke ziel-tochten op 't H. Avontmaal en andere voorvallende gelegentheden
(1673)–Hieronymus Sweerts– AuteursrechtvrijToon: Ach Amarillis.
O Jonge lieden
Leer doch te vlieden
Onkuys gedicht en Minne-zangen,
Wijl 't stricken zijn om zielen in te vangen;
Verblijdt u in den Heer,
En laat uw ziels-begeer.
| |
[pagina 4]
| |
Doch zijn om Christi eer
Alhier t' erlangen.
2.
En gy Bedaagde,
Dien zang behaagde,
Zoek stichtelijk elks oor te streelen,
Zo zult gy Godt en mensch het herte steelen:
Maer wat de werelt zinkt
Is schandig en verminkt,
En weet vry dat het stinkt
In al zijn deelen.
3.
Wie zich verheugde
In eer en deugde,
Heeft van de goede lof gekregen:
Maar altijt is 'er schand' in 't quaat gelegen.
Dies al wat eerlik luyt,
En uyt de deugde spruyt,
Al laakt het hoer of guyt,
Dien zang heeft zegen.
4.
Wie zalder zingen
Onnutte dingen,
Of heeft dit oordeel te verwachten,
Dat men die voor verrot en vuyl zal achten?
Want wat in 't herte leyt,
Wort van de mont gezeyt;
Wijl haar de vuyligheyt
Sweeft in gedachten.
| |
[pagina 5]
| |
5.
Och dat onz' tongen,
En onze longen,
Ons zenuwen en pezen waren
Te saam gestrengt tot Godtgewyde snaren!
Hoe menig zoeten toon
Zou, na Godts eeren-throon,
Uyt onze zielen-woon,
Ten hemel varen!
6.
Kom span te same,
In Jesu name,
En help 't onnut gezang bestrijden;
Op dat gy u met d' Eng'len moogt verblijden,
En zingen wel bereyt,
O Godt vol majesteyt,
Uw zy de heerlikheyt,
Tot allen tijden.
|
|